Love is real

Vandaag exact 5 jaar geleden. Met het vaste voornemen om vijf dagen lang geen serieus woord met elkaar te wisselen, stappen zeven Scheveningers en één Hagenees op het vliegtuig naar New York. Drie maanden eerder liep m’n derde relatie in twee jaar op de klippen en meldde ik me bij het Scheveningse zonderlingenlegioen in de kroeg. Tussen alle troostende woorden bevond zich het voorstel om mee te gaan naar de ‘Big Apple’. Zeer tegen mijn natuur in bedacht ik me geen moment.
De hele reis er naartoe zat ik naast Frans, die –met headphones in zijn oren- bij elk nieuw nummer op zijn mp3-speler schreeuwend de titel ervan aan mij mededeelde. Toen ik daar een beetje genoeg van had, deed ik bij een liedje van Oasis een paar keer alsof ik hem niet verstond. Waardoor hij steeds harder begon te schreeuwen:
“FUCKING IN THE BUSHES!!!! FUCKING IN THE BUSHES!!!!!”
Subtiel had ik hierbij het moment afgewacht dat één van de stewardessen hem van zijn lunch wilde voorzien. Die maakte zich, zichtbaar ontdaan, snel uit de voeten. In niet mis te verstane bewoordingen werd Frans daarna door een mannelijk lid van de bemanning gewezen op het respecteren van fatsoensnormen.

New York. Wat mij betreft was dat tot dusver niet meer dan een verzameling opgestapelde nieuwbouwwijken met de allure van Zoetermeer: kil, klinisch, zakelijk en met een dodelijke monotonie. Maar inmiddels moet ik bekennen dat ik er best een tijdje zou willen wonen. En dat het –hele eer- herdoopt mag worden tot Den Haag-West. Dan mag in ruil Zoetermeer op ongeveer 8.000 kilometer afstand ergens aan de overkant van de oceaan worden neergeplempt.
Alles rockt aan ‘the city that never sleeps’. Wat een energie! Wat kan je daar heerlijk verzuipen in de massa. Wat een fantastisch organisme: mooi van lelijkheid. Ons zelfgenoegzame Amsterdam steekt erbij af als een duffe kneuterige dorpsgemeenschap
Er was eigenlijk maar één moment van twijfel en dat was een zaterdagnacht, ergens rond vijf uur. In de verre omtrek van Times Square waren alle kroegen en slijterijen dicht. De supermarkten op 8th Avenue waren wel open, maar die mochten op dit tijdstip geen drank verkopen. Heel even konden we ons de situatie rond de drooglegging voor de geest halen. Maar na zessen hebben we weer volop van een vloeibaar ontbijt kunnen genieten. Waarbij we het unaniem eens waren over het feit dat ‘drooglegging’ een strakke broek voor incontinente vrouwen moet zijn.

Natuurlijk hebben we de hele tour gedaan: Empire State Building, Ground Zero, Brooklyn Bridge met een fantastisch uitzicht op de beroemde skyline. Alleen het Vrijheidsbeeld boeide me minder, maar dat kan ook als oorzaak hebben dat een groenuitgeslagen wijf met in de ene hand een boodschappenlijst en in de andere een rol vuilniszakken bij mij als nog niet zo lang gescheiden man pijnlijke herinneringen oproept.

In onze jacht op alternatieve muziek, hebben we natuurlijk ook het clubcircuit van de East-Village afgestruind. Met als hoogtepunt een bezoek aan CBCG’s, waar een postpunkband, bestaande uit zeventienjarige pukkelpubers liet horen dat zelfs deze muziek evolueert. Natuurlijk waren we daar alleen maar in de ijdel gebleken hoop er Lou Reed of Sting in alle anonimiteit aan te treffen, of dat David Byrne er een verrassingsoptreden zou verzorgen.
Maar uiteindelijk creëerden we er ons eigen muzikale hoogtepunt. Ik bevond mij in het gezelschap van zeven malloten. De hele dag ongein. Waarom het weerbericht racistisch was: nou, slagregen is gewoon een anagram van galnegers. En begin tegen een Islamiet asjeblieft niet over sluierbewolking. Dat werk. Of dat in het scheppingsverhaal Eva eigenlijk de eerste ‘sparerib’ was en dat je tegen een prostituee nooit moet zeggen dat ze meer klanten moet trekken. Dat niveau.
Goed gezelschap dus: lachen, zuipen en voortdurend kicken van alle hoogtepunten  Eén minpuntje: het waren allemaal Beatles-fans. Ik was tevoren gewaarschuwd. Ze waren zelfs zo beleefd geweest om te vragen of ik er als Stones-fan bezwaar tegen zou hebben om naar de Dakota-building te gaan. De plek waar John Lennon was vermoord. Ik liet fijntjes weten graag langs alle plekken te worden getroond waar leden van de Beatles zijn afgeknald.
Verstilde blikken bij Arie , Fred, Frans en Pieter. Verhitte discussies waarin ze mij voor de zoveelste keer probeerden te overtuigen van het belang van de ‘fab four’ voor de ontwikkeling van de pop- en rockmuziek. Omdat ik ook de rotste niet ben, beaamde ik dat uiteindelijk. Want, zo liet ik weten, elke keer als de Beatles weer een singletje met van die supermarktmuzak uitbrachten, waren de Stones, de Who en de Kinks bijvoorbeeld wel verplicht om te laten horen hoe smerige blues en dampende rock & roll wél moesten klinken.
Dat ik mijn vrienden toen niet van me heb vervreemd, pleit voor hun ‘rubber soul’. En motiveerde mij om Arie over zijn schroom heen te helpen om op Strawberry Fields, de herdenkingsplek voor Lennon in Central Park, songs van zijn grote idool te gaan zitten spelen.
Zoals elke ochtend stonden we, zonder dat dit tweedracht zaaide, met z’n zevenen zo’n drie kwartier te wachten tot we konden vieren dat Arie in zijn vijfde outfit eindelijk naar buiten durfde. In zijn gespeelde nonchalance te ijdel om toe te geven hoe ijdel hij eigenlijk is.

Strawberry Fields was op deze zondag afgeladen met mensen: toeristen uit alle windstreken, maar ook New Yorkers die op deze plek even uitpuften van hardlopen door het park. Ondanks de drukte heerste er een haast serene stilte. Met z’n achten bezetten we twee van de bankjes, die zich bevinden aan weerszijden van het zich verbredende pad naar het mozaïek met ‘Imagine’.  
Arie opende z’n gitaarkoffer, rangschikte wat teksten en wilde beginnen met spelen toen een inheemse moraalridder hem dat wilde beletten. Hij bond in, want zes paar lege Scheveningse ogen en één knokkelskrakende Hagenees keken hem aan.

Broos en nerveus, maar loepzuiver begon Arie te spelen. Tot groot enthousiasme van een aanzwellend publiek. Dertien Lennon-nummers verder; 25 graden en nog steeds kippevel. Zeven vrienden die erop toezien dat de achtste z’n missie volbrengt:
‘Love is real’