Neem nou de bedrijfspoedel (voorzichtig en van achteren)

Kleine assertiviteitstraining voor Job Cohen. Twee scenario’s:
1.) Iemand zegt dat je een bedrijfspoedel bent.
Kijk de ander aan.
Knik met het hoofd en bevestig hiermee dat je de kritiek hebt gehoord.
Zeg dat je er geen reet van snapt en stel de vraag:
“Wat in vredesnaam is een bedrijfspoedel?”
De ander zal stamelend, stotterend en binnensmonds een onduidelijk antwoord mompelen en staat publiekelijk voor lul.
Eén nul voor Job.

2.) Iemand zegt dat je een bedrijfspoedel bent.
Kijk de ander aan.
Knik met het hoofd en bevestig dat je de kritiek hebt gehoord.
Zeg dat de ander een gulpensnuiver is die het risico loopt een Afghaanse yoghurtstaaf  in zijn aars geschoven te krijgen als ie zo doorgaat en dat ie voor het gemak een semiterminale zaadophoping kan krijgen in die ene overgebleven testikel van hem.
Dat ie maar één bal heeft, weet je niet zeker, Job. Maar je hebt meteen een hardnekkig gerucht de wereld in geslingerd en je opponent zal zich zeker niet geroepen voelen om ter plekke het tegendeel aan te tonen. En ach, doet ie dat wel; dan staat ie letterlijk voor lul.
Dat je hem en passant vergelijkt met Adolf Hitler, die immers ook maar één bal had, is mooi meegenomen (hem rechtstreeks ‘geblondeerde Führer’ noemen gaat te ver).
Hoe dan ook: één nul voor Job.

In de wondere wereld die bekvechten heet, is het gebruikelijk om elkaar in niet mis te verstane bewoordingen verbaal te slachten.
In de Tweede Kamer moet je dan niet wezen.
Want daar heeft men bijvoorbeeld nog jaren besmuikt moeten lachen om de term ‘aangeschoten wild’ voor de eertijdse minister Van Aardenne. Zeker zal dat te maken hebben gehad met ’s mans everzwijnachtige uiterlijk, maar de essentie is dat het erop neerkomt dat politici absoluut niet kunnen schelden of vloeken.
Men is al ‘waarachtig in zijn nopjes’ als men een volksvertegenwoordiger kan toebitsen dat ie ‘effe moet dimmen’ of als men zich retorisch afvraagt hoe ‘Jan Splinter door de winter moet komen’. Het ‘gunst’, ‘goeie grutjes’ en ‘wel heb je ooit’ zijn bijna ontsporende uitingen van ultieme politieke verontwaardiging.
Het onlangs geuite ‘doe eens normaal, man’ en ‘bedrijfspoedel’ is alles behalve straattaal en past perfect in de hierboven omschreven schijterige traditie van ons parlement.
En zeg nou zelf; wie zou het ooit in z’n botte harses halen om bij een straatruzie allesvernietigend ‘bedrijfspoedel’ te gaan roepen?
Wat is in Jezus’ naam een bedrijfspoedel?

Juist in het taalgebruik staat de politiek mijlenver van de maatschappelijke realiteit, waarin burgers elkaar nog wel eens bij wijze van opbouwend bedoelde kritiek voor ‘druipkut’ of ‘impotent aardvarken’ willen uitmaken of waarin men elkaar in het spitsverkeer een stevige Oost-Aziatische blafkanker toewenst.
Nooit zal je in het parlement eens horen dat de minister-president een aan de muur gespijkerde lul is, of dat de woordvoerster van de Partij voor de Dieren een uit de baarmoeder van een kiskalf gerukte befbarbie is.
Men zegt voorzichtig dat ‘men deze ontwikkeling allerminst toejuicht’, terwijl men eigenlijk bedoelt dat men het liefst de ingewanden van de minister van Economische Zaken door zijn keel naar buiten zou hebben getrokken. Dat de staatssecretaris eigenlijk een aangekleed nageboorte is en dat de Kamervoorzitter het verdient om een holstrontverklontering te krijgen van het overmatig consumeren van de licht aangebraden vleesbomen van de nog altijd onvermijdelijke Erica Terpstra.

Wat dat betreft was het jammer dat Pim Fortuyn op zo’n humorloze wijze is omgebracht door zo’n zelfgebreide zestiengranenhufter. Ondeugende Pimmetje had zich namelijk nog wel eens suggestief maar guitig kunnen laten ontvallen dat de naar zijn smaak verwijfde lijsttrekker van de SGP misschien wel een stiekeme aarsglijer was, die hij meende fistfuckend in zijn favoriete darkroom te hebben aangetroffen.
Ik had Fortuyn er nog wel voor aangezien te komen met de opmerking dat onze minister van Financiën, ‘Jan keest de jager’, maar wat graag op zijn Grieks wordt genomen.

Maar helaas, we moeten ons behelpen met het kaliber Wilders en zijn PVV. En die kunnen absoluut niet schelden. Want nogmaals; er is in heel Nederland toch niemand die weet wat een bedrijfspoedel is?
Ik doe een poging. Mogelijk dat Wilders daarmee een variant op zo’n wuft gekapte schijtbak bedoelt. En dan is het frappante dat Wilders met dat kapsel dat met aarsbleek lijkt te zijn behandeld eerder genetische verwantschap met poedels doet vermoeden dan de lobbesachtige Cohen met die verongelijkte druipmuil van hem.
Maar nog effe onder ons: wat in Gods naam is een bedrijfspoedel? 

“Doe toch eens normaal, man” is ook al geen schelden, nee. Het is eerder de uiting van iemand die bang is om op zijn flikker te krijgen van een briesende opponent, een opzichtig door angst ingegeven poging om iemand te kalmeren. Het is tekenend voor de bange jongetjesmentaliteit van die hele PVV-beweging. Dat zijn echt geen jongens van de straat; immers jongens van de straat gaan niet als moederskindjes direct met de bolle kant boven liggen als ze bang zijn om een (welverdiend) pak op hun godverdomme te krijgen.

Bedrijfspoedel…
Waarschijnlijk is dit er één van het kaliber ‘waxinelichtjeshouder’?
Ik bedoel; als je al van plan bent een aanslag te plegen, waarom dan met het toppunt van lulligheid, verkrijgbaar bij het toppunt van zaaddodendheid: Blokker? Terwijl je nog geen drie straten achter het Noordeinde een vlammenwerper in de nieuwste modetinten kunt aanschaffen.
Zo ook, ten aanzien van de ‘bedrijfspoedel’.
Als je al plan bent te schelden, waarom maak je iemand dan uit voor een niet-bestaand beest? Terwijl je met de DVD met daarop het eerste seizoen van ‘O, O, Cherso’ moeiteloos je scheldwoordenschat kan aanvullen.
Uitingen zoals afgelopen week bij de Beschouwingen gedaan, scharen onder de noemer ‘schelden’ is dan ook ronduit beledigend voor de bijzondere kunst van het schelden.
Een woordkunst die, net als andere vormen van kunst, ernstig bedreigd wordt.
Hoe redden we dit cultuurgoed, dat blijkbaar bij de politiek en meer in het bijzonder bij de laaggeletterden van PVV-zijde absoluut niet in veilige handen is?

Moeten we het in dezen van het onderwijs hebben? Vooralsnog niet. Daar kunnen de grootste etterbakken vaak jarenlang hun gang gaan, ten koste van leerkrachten en medeleerlingen.
Echter, de leerkracht die, zonder zich te bekommeren om verzachtende omstandigheden als ADHD of een verkeerde kleurstelling van de babykamer, zo’n tergende bloedmongool met zijn oren aan een spijker hangt, is onder wijzer maar van boven niet. Want zo’n opgekweekte bloedprop van een jaar of twaalf weet tegenwoordig aardig de weg naar vertrouwenspersoon of onderwijsinspectie.
Raadzaam is het dan ook om leerkrachten te stimuleren om zo’n puberale klodderhond via extra lessen in de prachtige Nederlandse taal legitiem te confronteren met zichzelf en via de verrijking van de scheldwoordenschat te laten beseffen dat ie als embryo al een neukfout was, dat ie nu op z’n dertiende een stiekeme treknicht is en dat ie het later in de bejaardenzorg waarschijnlijk niet verder zal schoppen dan gerontofiele stomabeffer.
Leer zo’n achtjarige cavianeuker van de basisschool maar te schelden en te vloeken en daarmee lucht te geven aan zijn agressie. We kunnen er niet vroeg genoeg bij zijn.
Dus waarom zou de juf van de peuterspeelzaal niet, als dagelijkse routine na het fruithapje, het kroost de gelegenheid bieden haar uit te maken voor niveakut of schuurslons?
De juf op haar beurt heeft dan het recht om zo’n zaadlarf ten aanschouwe van het luierdragend publiek te kijk te zetten als leklul, stronthapper of tamponzuiger.

Scheld er maar op los. En wees daar maar creatief in. En passant verrijk je de taal. Bovenal lucht het op en hoef je de ander niet in je opgekropte agressie zwijgzaam plat te wrijven tegen een ongestucte muur.
Maak er een verplicht vak van in de inburgeringscursus voor politici. Daarmee kan nog het nodige gered worden  Alleen vrees ik dat Wilders niet meer te redden valt.  
Daarom bepleit ik om Wilders alvast gedwongen op te laten nemen en mensen die ervoor gestudeerd hebben eens te laten uitzoeken wat hij nou precies kan hebben bedoeld met dat ‘bedrijfspoedel’

En als behalve zijn haar ook zijn hersens een bescheiden maar afdoende spoelinkje hebben gehad, voorzichtig weer naar buiten.
Voorwaardelijk, dat wel. Want als ie binnen een bepaalde termijn weer rare dingen gaat zeggen, dient hij direct taalvervuilingsbelasting te betalen via de zo snel mogelijk in te voeren Kopkoldertax.

© Karel Kanits
.