Rusty, een passionele vrouw (1)

Een rustige herfstnacht, oktober 2009. Rusty Coenen bladerde haar papieren agenda door in een prachtig appartement in hartje Amsterdam. Het was een van de eerste agenda’s die ze als dagboekje gebruikte. Ze was net thuisgekomen van een saaie date. Ze was de naam van haar date alweer vergeten en zo ging dat bij negennegentig komma negen procent van haar dates. Die tiende procent die overbleef was geen strohalm voor haar. Nee, zo was ze niet, ze had haar eigen vertaalbureau, en reisde vele malen per maand de wereld over. Ze sprak acht talen vloeiend, waaronder Russisch.
Die tiende was eerder een factor. Ze ging ervan uit dat er veel mannen in die tiende rondliepen. Ze kwam ze alleen nog even niet tegen. Ze nipte aan haar hete thee. Met haar onderbenen half onder haar bovenbenen zat ze op haar loveseat. Ze was alleen thuis, haar huis, altijd alleen. Ze nam haar dates nooit mee naar huis. Mocht ze een man willen dan liet ze hem het duurste hotel reserveren. Ze genoot ervan dat een man tot aan de grenzen van zijn kunnen ging in zijn verovering. En wanneer ze dan eindelijk mochten, lieten velen het afweten omdat ze te mooi was, te perfect en zij dus nog steeds onzeker. Ze presteerden niet. Rusty nam dan de leiding weer, kleedde zich rustig aan, kuste hen op het voorhoofd, zoals een moeder dat doet met kleine zoons en zei altijd: ”Kom nog eens terug als je mans genoeg bent”.
 
Bij sommige bladzijdes hield ze haar ogen stil op een naam. Gewoon een naam, zomaar een naam. Van een man die ze even gekend had, altijd even. Ze probeerde beelden bij de naam te zoeken.
“Harry, Harry Westerdijk”, fluisterde ze zacht. Ze wist het niet meer en haar geheugen gaf haar de beelden niet, hoe graag ze dat ook wilde. Geen mens zou al de gebeurtenissen van zijn vierentwintighonderdenvijf afspraken kunnen onthouden. Voor Rusty was er maar één juiste conclusie: ’Hij heeft geen indruk achtergelaten.’

Ze deed het graag, door haar oude agenda’s bladeren. Ze had alle twintig jaargangen bewaard. Nu was ze vijfendertig. Ze was op haar vijftiende begonnen met haar dagboeken. Zij was nog steeds een schoonheid om te zien en te ervaren in geest. Een beeld waar mannen als een verslaafde op reageerden. Lange slanke benen die naadloos overgingen in rondingen die ’s nachts onderbroeken ongewild vulden. Je had geen keus wanneer je Rusty tegen was gekomen, alleen het moment dat je haar aan wilde spreken. Op jouw gestuntel draaide ze wild haar hoofd naar je toe, haar lange blonde haren streelden je gezicht als een warme bries in een Elfstedentochtnacht. Dan hadden haar ogen je nog niet geraakt, want als dit gebeurde, was je verkocht tot je laatste ademtocht in dit universum. Maar meestal waren haar ogen niet in beeld. Mannenogen, en soms ook die van vrouwen, vonden hun richtpunt altijd ergens tussen haar hals en navel. Daar woonden haar grootste wapens, fier vooruit dansten zij als eerste altijd voor Rusty uit. Alsof ze later door Pablo Picasso zelf eraan geboetseerd waren.

“Harry W. Ik zie je, Harry. Je zag er niet uit, vandaar, maar ik herinner me je pik. Jezus, de pik van Harry W.” Ze bladerde door, maar de pik van Harry bleef nog even in haar geest. Daardoor sloeg ze anderen in haar dagboek achteloos door. Ze had alleen een te groot oud streepjesoverhemd aan van haar vader. Ze koesterde dit hemd. Ze liet het boek op haar knie rusten, haar rechterhand verdween tussen haar benen. “Harry W. Niet alleen je achternaam was te lang om hem elke keer uit te spreken. Harry”, mompelde zij. Ze voelde haar vlees branden onder haar vingers. Ze bladerde terug naar Harry W. en zag een telefoonnummer staan. Ze twijfelde even, maar draaide het nummer toch na een seconde of tien, nadat ze zich ervan verzekerd had dat haar nummerherkenning uit stond. Ze vermoedde dat Harry’s nummer niet meer in gebruik zou zijn.
“Hallo, met Harry, met wie spreek ik?” Rusty slikte even. Ze haalde haar hand uit haar kruis.
“Goh, dat is lang geleden, Harry Westerdijk.” Het was een seconde of tien stil. Ze hoorden alleen elkaars adem.
“Rusty?”
“Met je geheugen is niks mis.” Ze hoorde zijn opwinding in zijn ademhaling. Hij leek naar zuurstof te happen.
“Wat deed jou besluiten een date van dik vijftien jaar geleden nog eens te bellen?”
“Een agenda die ik ook als dagboek gebruikte. Ik bladerde hem door en er stond bij jouw afspraak een telefoonnummer.” “Hilarisch.” “Dat is minder”, dacht Rusty.
“Je bent dus alleen.”
“Net als jij”, stelde Rusty direct vast.
“Ik ben nooit getrouwd. Ben een gigolo geworden.”
“Dus nu kan ik je huren?” Ze lachten er beiden om.
“Weet je, ik kan je nog scherp voor mijn geest halen. We zijn een week…”, “Twee weken, Harry”, vulde Rusty direct aan. “Twee weken bij elkaar geweest en volgens mij hebben wij alleen in bed gelegen. Alhoewel: liggen? Het was topsport. Ik vergeet je beeld niet meer omdat je het mooiste was dat ik ooit gezien heb.”
“Dank je, Harry. Het was geen verliefdheid maar pure lust.”
“Juist, dat was het, lust. Ik heb het daarna nooit meer zo meegemaakt. Wacht even, de deurbel gaat.” Harry legde zijn gsm neer. Rusty hoorde de voordeur opengaan.
“Goedenavond, ken ik u?” Rusty kon zijn gesprek met de onbekende en Harry goed volgen.
“U bent Harry Westerdijk?”
“Ja, en u bent?”
“Wij zijn uw moordenaars.”
“Dat is een grap zeker?” riep Harry met een verhoogde stem.
Rusty hoorde twee zachte geluiden. Alsof je een broodzakje had opgeblazen en daarna met je hand liet klappen. Doffe knalletjes. Niet meer.
“Harry?” Rusty hoorde hoe zijn voordeur voorzichtig werd dichtgedaan. “Harry!” schreeuwde Rusty. Na een aantal seconden hoorde ze dat iemand viel. Ze bleef zijn naam roepen. Rusty hoorde gestommel, alsof iemand kroop. Het kwam steeds dichterbij.