Montpellier, 17 juni 2022

Om bevestigd te krijgen dat ik er nog altijd niks aan vind, me er zelfs erger, ga ik een middagje naar een van de stranden bij Montpellier. Dan heb ik dat alvast gehad. Zoals je eerst een vervelend en pas dan een leuk klusje doet.

Het strand Palavas is minder druk dan ik vrees, ondanks dat het dertig graden is. Wel is de zee er en is overal zand. Weinig gezinnen, veel jongeren. Op een handdoek ligt een oudere vrouw wiens oorspronkelijk blanke huid zo donkerbruin en haast gelooid is, dat ik pas als ik vlakbij haar ben, zie dat ze geen leren motorpak aan heeft.  Over het strand loopt een man met een grote schaal op zijn hoofd. Beignets. Die zullen in ieder geval warm zijn, denk ik.

Om mijn vertrek uit te stellen ga ik onder de luifel van een strandtent zitten en bestel een cola. Bij de strandtent zijn ook strandbedden met parasol te huur. Een echtpaar informeert bij de strandtenthouder wat het huren van twee strandbedden kost. ‘Quatre-vingt euro’s’ zegt de beddenverhuurder. Ik meen quatorze, veertien, te hebben verstaan, maar aan de heftige manier waarop de mannelijke helft van het echtpaar naar zijn vrouw gebaart, concludeer ik dat het echt quatre-vingt is. Tachtig euro. De vrouw en de man benen weg. Ik hoor de man zeggen dat twee strandbedden voor een paar uur net zo duur zijn als hun hotelkamer voor een dag en een nacht.

Na nog een cola te hebben gedronken verlaat ik het strand en loop richting de bushalte om naar het stadscentrum terug te reizen. Naar mijn appartement in de wijk Saint Roch. Bij de bushalte staat een vrouw, een strandtas aan haar voeten. Ze vraagt of ik Duits spreek. ‘Jawohl’, antwoord ik. Ze wil weten of dit de halte is voor de bus richting het centrum van Montpellier. Ik bevestig dat en in het Duits maken we een praatje over het weer en het strand.

Er komt een man aan. Hij loopt wankelend, zijn haar is te lang om in model te zitten en hij heeft geen schoenen aan. De man gaat ook op de bushalte staan. De vrouw en ik praten verder, gaan nog dieper in op het weer van vandaag. De man schuift dichter naar ons toe en vraagt in half Duits en half Frans of we al lang op de bus staan te wachten. Ik merk nu dat hij naar drank ruikt en hij wallen onder zijn ogen heeft die niet bij zijn leeftijd passen, net als de rest van zijn opgezwollen hoofd. Al sta ik al jaren droog, een andere alcoholist herken ik gelijk. De vrouw pakt haar strandtas van de grond, drukt die tegen zich aan en doet een paar stappen achteruit. De man begint tegen haar te schreeuwen dat ze normaal moet doen, dat ze ‘Krank im Kopf’ is. ‘Ruhig, ruhig’, probeer ik de boel te sussen. In zijn halve Duits schreeuwt de man dat de vrouw niet moet doen alsof hij haar wil bestelen en dat hij respect verdient. ‘Ruhig, ruhig’, herhaal ik. De man gaat in het Frans verder. Hij zegt dat ik mijn mond moet houden en dat ik in Frankrijk ben, daar geen Duits maar Frans moet praten en dat Marine Le Pen wel met types zoals ik af zal rekenen. Ik antwoord in het Frans en weet de man na een tijd rustiger te krijgen. Dan, mijn goede Frans bemerkend, waarmee hij me complimenteert, vraagt hij waar ik vandaan kom. ‘Almere.’ Hij vraagt waar dat is. ‘Un banlieu d’Amsterdam’ zeg ik. Hij knikt en zegt: ‘Ah Belgique.’

Dit item is geschreven door Mario van Kaf.