Montpellier, 26 juni 2022

Van buiten, vanaf de binnenplaats van het appartementencomplex, klinkt gegiechel en muziek die boink-boink-boink als kenmerk heeft. Hoewel het Franstalige boink-boinkmuziek is, leidt het me toch af omdat het geen vertrouwd geluid is. Aan het geluid van de trams die van en naar de Observatoire en halte Guilhem rijden ben ik gewend. Ik loop naar de achterkant van het appartement, doe het raam open en buig naar buiten.

Op de binnenplaats zitten tientallen jongeren rond drie grote tafels. Ze praten hard en lachen nog harder. In het appartement naast mij gaat ook een raam open. Angus, mijn Engelse buurman, verschijnt. Hij vertelt dat ze een verjaardagsfeestje vieren, hij heeft een briefje daarover gelezen. Heb ik dat briefje beneden in de hal niet zien hangen? Ik schud nee. Buurman Angus zegt dat het leven tegenwoordig een mengsel is van een jeugdherberg, een feestcafé en een modeshow. Ik antwoord dat het van mij mag omdat iedereen daarnaast vanzelf met serieuzere zaken in aanraking komt. Tot mijn verbazing ben ik al dagen in een positieve en relativerende bui.

Angus kijkt naar de lucht en vraagt wat ik van het weer vind. Hij heeft duidelijk behoefte aan een praatje. Ik houd hem een beetje op afstand, want ik heb het idee dat ik anders weer een stuk van zijn levensverhaal te horen zal krijgen.

Hoewel hij hier al jaren woont, is Angus nog altijd zo wit als melk. Bovenop zijn hoofd is hij kaal en het weinige haar aan de zijkant is vergeeld en komt tot over zijn oren. Opnieuw nodigt hij mij uit om wat bij hem te komen drinken. ‘Andere keer’, beloof ik omdat ik weet hoe het zal gaan: Angus slaat het ene glas wijn na het andere achterover, voortdurend pratend, ik water drinkend en luisterend.

Hij vindt het onvoorstelbaar dat ik geen alcohol drink, want ik ben daar echt een type voor, vindt Angus. ‘Vroeger wel, maar nu niet meer’, is mijn antwoord. ‘Alcohol is je vijand?’ vraagt Angus. ‘Dat niet, maar ik heb wel heel lang gedacht dat drank een trouwe en onmisbare vriend was.’

Hij vraagt mij waarom ik naar Montpellier ben gekomen, wat ik hier hoop te vinden. Ik antwoord dat ik eindelijk eens naar niks zoek en dat een verademing is. ‘En’, vraagt Angus, ‘lukt het om niks te vinden?’ Ik antwoord dat niets doen mij meer inspanning kost dan iets doen. ‘Je laat alweer niet veel los. Je vertelt weinig over wat in je om gaat’, zegt Angus. ‘Wat zich in mijn hoofd afspeelt, gaat niemand wat aan.’ Angus grijnst en zegt: ‘Ik vermoed dat het Engelen doet zuchten en zowel God als de Duivel ervoor hun excuses willen aanbieden.’ Angus' opmerkzaamheid toont voor mij aan dat alcohol niet alles vernielt. Dan zegt hij dat hij naar binnen gaat, een fles opentrekt. Ik ga mijn dakterras op en sla gade hoe de nacht langzaam de dag besluipt en verdrijft.

Dit item is geschreven door Mario van Kaf.