Seks of sex? (2)

Gerrit Komrij maakte ooit de opmerking: “Sommige taalfouten zou men misschien onder de kleine criminaliteit kunnen rangschikken, maar toch zeker niet onder de doodzonden.”

De Britse schrijver Stephen Fry wijst er op, dat taal volledig subjectief is ontwikkeld en dat er geen verschil is tussen taalfouten, taalvernieuwingen en taalontwikkelingen. Bovendien vindt hij het zó belangrijk dat een ieder zich vrij voelt om van taal gebruik te maken (zowel geschreven als gesproken) dat hij kritiek op taalfouten sterk afkeurt.

Voor beide opinies is wat te zeggen, al zijn dit wel twee uitersten. Bovendien hoorde ik oud-minister Plasterk laatst zeggen, dat de Engelse taal in 400 jaar tijd nauwelijks is veranderd. Daar is men dus veel zekerder van zijn zaak qua grammatica en spelling dan wij in Nederland. Dat maakt dan dus wel, dat Fry vanuit een ander referentiekader spreekt.

Er worden in ons land veel taalfouten gemaakt. Is dat erg? Is het wijzer om te blijven streven naar het officiële, correcte taalgebruik of moeten we ons volledig overgeven aan de prachtige vrijheid van de taal, en is elke ergernis over taalfouten niks anders dan intellectueel snobisme?
Lastig vraagstuk, en ik kan niks anders doen dan mijn persoonlijke mening geven. Ik denk namelijk dat het belangrijk is om de regels en afspraken die er zijn op het gebied van spelling, en die vastgelegd worden door de Nederlandse Taalunie worden nageleefd.

Ook al ben je niet van plan om een boek te schrijven, iedereen komt wel eens op een punt dat er een sollicitatiebrief geschreven moet worden, of een klachtenbrief naar een instantie. Wat voor indruk wek je bij de lezer als zo’n brief barstensvol met taal- en/of spellingsfouten staat? Het leidt af van de boodschap die je te melden hebt. Je hoeft geen taalperfectionist te zijn, maar de doelstelling moet volgens mij wél zijn, dat de lezer zo duidelijk en foutloos mogelijk jouw boodschap onder ogen krijgt.
Als ik sollicitatiebrieven onder ogen krijg met wat spelfoutjes, dan ben ik eerder geneigd om dit door de vingers te zien dan wanneer het een brief betreft met grammaticafouten. Kromme zinnen, foute vervoegingen, enzovoorts. Waarom? Omdat de taalontwikkeling bij kinderen nog in ontwikkeling is. Wij moeten het goede voorbeeld geven. Dus vooral op een kinderdagverblijf, maar ook op een basisschool, is het van groot belang dat de leidsters/leerkrachten onberispelijk Nederlands spreken.

Nederlanders zijn in groepen in te delen waar het hun taal betreft. Misschien wel de grootste groep mensen bestaat uit de categorie die rustig beweert dat ‘hun gisteren naar de markt zijn geweest’ en dat ‘Piet kleiner is als mij.’ Dan heb je een groep die zich kapot ergert aan dit soort fouten en zich sterk maakt voor het behoud van de taal, en dan nog een groep die het allemaal niks kan schelen. Je moet maar doen waar je zin in hebt, niks hoeft persé goed of fout te zijn. Onder mijn column van vanmiddag vroeg iemand: “Wat is je punt?” Mijn punt is, dat ik het belangrijk vind om over de taal na te denken, er mee bezig te zijn. Niks meer en niks minder. Ik ben gewoon geïnteresseerd in onze taal en wil dat graag met anderen delen. Dát is mijn punt!

Als ik naar mijn werk kom, loop ik langs een Naschoolse Opvang, met de naam “Kids in dah house.” Ik word kriegelig van zo’n naam. De kinderen die daar vertoeven hebben er die dag net hun taallesjes opzitten, en dan komen ze zo’n naam tegen. Net als ‘Place 4 U.” Om het nog maar even ingewikkelder te maken voor die kinderen. Geen kids. Kin-de-ren!!
Die breezertaal is van grote invloed op de communicatie op het internet, waar op msn alles snel moet, dus laat het daar dan ook: op het internet.

Dat de taal onderhevig is aan invloeden van de ons omringende landen, moge duidelijk zijn. Maar cijfer onze eigen dialecten niet weg! Als leerkracht kon ik altijd merken dat ik te maken had met kinderen uit Lansingerland. Echt, ik geef het je te doen. Kinderen uit Berkel en Rodenrijs, Bergschenhoek, Pijnacker… ze weten niet wat het verschil is tussen ‘kennen’ en ‘kunnen,’ tussen ‘zij’ en ‘hun’.
“Bas, heb je je werkstuk af? Je moest het vandaag inleveren.”
“Ah, toe nou juf, ken dat niet morgen? Hun hebben het trouwens ook nog niet af!”

Mijn kinderen werden vaak door mij verbeterd, en dat namen ze me meestal niet in dank af. Maar nu mijn tweede zoon nét vanmiddag heeft gehoord dat hij is aangenomen bij een callcenter, (ook zo’n mooi ‘Nederlands’ woord!), zal hij misschien nog eens nadenken over de voordelen die hij er van heeft, dat hij – niet accentloos maar wel redelijk – Nederlands spreekt. Aan mijn huidige man – een rasechte Amsterdammer – is niet te horen, dat hij hier zijn hele leven al woont. Toen ik daar in het begin van onze relatie mijn verbazing over uitsprak, vertelde hij me, dat hij van kinds af aan al de journalistiek in wilde gaan, en wel had bedacht, dat hij dan goed Nederlands moest kunnen spreken. Ik ben daar wel blij om, moet ik zeggen!

Het leuke is, dat mijn oudste zoon nu andere mensen verbetert, als ze een taalfout maken. Niet altijd even tactvol, maar pas hadden we het over de meest voorkomende fouten. Let maar eens op hoeveel mensen ‘nooit geen’ zeggen. Of ‘het enigste is, dat…’
Bij het schrijven van taalfouten valt mij vaak het onjuist spatiegebruik op, waarbij samengestelde woorden los geschreven worden. Politie bureau. Vakantie liefde. Reken boek.
Of het wederkerig gebruiken van niet-wederkerige werkwoorden. ‘Ik irriteer me er aan!’
Misschien denkt de lezer nu: Waar bemoeit dat mens zich mee? Keurig! Zich bemoeien, is een wederkerig werkwoord. Net als zich verspreken, zich gedragen, zich verschuilen. Maar irriteren is een niet-wederkerig werkwoord.

Een leerling vroeg me eens: “Juf, is spelling hetzelfde als grammatica?’
Best een moeilijke vraag om te beantwoorden. Spelling gaat over hoe je iets schrijft en grammatica gaat over hoe de taal in elkaar steekt. Dus de zinnen, de woorden en de woordgroepen. Om goed te kunnen spellen moet je soms ook weten hoe een woord of zin in elkaar zit. Het lijkt onzin om te leren hoe het zit met onderwerpen, gezegdes en persoonsvormen, maar juist het toepassen van de juiste regels voorkomt foutieve Nederlandse zinnen. De regels van de grammatica geven structuur aan de zinnen. Als je redekundig kunt ontleden, dan ben je al een heel eind met de taal.
Simpel gezegd kun je stellen, dat spelling over de woordbouw gaat, en grammatica over de zinsbouw.

Voor kinderen is het heel moeilijk om de werkwoorden in de verleden tijd of de voltooid verleden tijd te gebruiken. Ze maken dan van die grappige kromme zinnen. Wij als volwassenen zijn altijd geneigd om zo’n fout te verbeteren. Maar ik ben allergisch voor mensen die dat op een negatieve manier doen. Zo van: “Nee Pietje, je had niet op het strand geloopt, je had op het strand gelo-pen!” Kinderen kunnen dan onzeker worden en misschien gaan stotteren. Je kunt het veel subtieler aanpakken.
“Ik heb op het strand geloopt!”
“O, wat leuk, dat jij op het strand hebt gelopen!”

Maar goed. Ik was bezig met taal en niet met pedagogiek. Al mijn juf-gevoelens komen weer boven! Sorry, lezers!

Nog even over die verleden tijd; in het verleden hadden we bij bepaalde woorden soms een andere verleden tijd dan in het heden. Zo, dat is wel een zin om nog eens over te lezen!

In het liedje van Annie M.G. Schmidt  “De koningin van Lombardije” wordt gesproken over een koningin die in haar rijtuig uit rijden ging. “Ze wuifde naar links, en ze wuifde naar rechts,” wordt er eerst gezongen, en later “een hand die in z’n eentje woof, van de een naar de andere kant.”
Nu mag het allebei, maar vroeger was de voltooide tijd van het werkwoord wuiven ‘gewoven.’
Je mag nu zeggen: we schuilden, terwijl het vroeger was: we scholen. En zo zijn er nog talloze voorbeelden te noemen. Taal is altijd in beweging. Taal is prachtig!

Om nog even op de titel terug te komen: hoort er een werkwoord bij seks? Is het: wij seksen, wij hebben gesekst? Volgens mijn spellingscontrole wel.
Door een user geïnspireerd, wil ik de volgende keer verder gaan. En dan wil ik het eens hebben over ‘begrijpend lezen.’ Een schoolvak dat nog altijd onderschat wordt. En als je iéts nodig hebt bij het lezen van columns, dan is het dát wel. Dan had die user begrepen dat mijn column niet over onderwijs ging, maar over taal. Wordt vervolgd…