Stagiaires met een kut-mentaliteit

Voor de zomervakantie stroomden de brieven weer binnen; allemaal jongedames die stage wilden komen lopen bij ons op het kinderdagverblijf. Eerst maar eens de brieven selecteren. Sommige sollicitanten vielen meteen al af. Het is toch wel belangrijk om goed Nederlands te kunnen schrijven en spreken als je met kinderen werkt die in deze fase juist met hun taalontwikkeling bezig zijn. Een handjevol kandidaten bleef over. Met hen maakte ik telefonisch een afspraak voor een gesprek.

De eerste sollicitante kwam een kwartier te laat. Ze plofte neer op de stoel tegenover mijn bureau. Ik keek met een veelbetekenende blik naar de klok en ze snapte de hint. Gelukkig bleek het niet aan haar te liggen dat ze te laat was. De tram was zó voor haar neus voorbijgereden. Daarom vond ze het ook niet nodig om haar excuses aan te bieden voor haar te late komst. Terecht. Laat het GVB dat maar doen!

De tweede sollicitante kwam binnen. Haar rechterbroekzak puilde ietwat uit door iets rechthoekigs. Uit haar broekzak kwam een snoer dat verdween in haar enorme kapsel. Voor haar oren bungelden twee dopjes van plastic. Op mijn vraag of ze gezondheidsproblemen had, keek ze me stomverbaasd aan. Nee, hoezo? Ik legde uit, dat ik dacht dat ze een soort infuus met zich meedroeg, maar gelukkig bleek de dame kerngezond. Het was haar mobiele telefoon! Een aantal doffe bliepjes vanuit de broekzak ondersteunde haar betoog.

De derde sollicitante leek me wel geschikt. Na het gesprek besloot ik het er maar op te wagen met haar. Ik vertelde haar dat ze moest zorgen voor een VOG en zodra ze die in haar bezit had, dat ze dan contact met mij moest opnemen om de papierhandel in orde te komen maken. Ze was heel blij met haar stageplek en bedankte me uitbundig. Daarna hoorde ik niets meer van haar. Eind augustus had ik nog niets van haar vernomen en ik besloot haar maar eens te bellen, want als zij niet langer van plan was om stage te komen lopen bij ons dan waren er nog veel meer gegadigden. Ze nam haar telefoon niet op dus sprak ik haar voicemail in met het verzoek om mij zo snel mogelijk terug te bellen.

De volgende dag belde ze inderdaad, maar ik had vroege dienst gehad die dag en was al naar huis. De dag erna heb ik haar een aantal malen opgebeld, haar voicemail opnieuw ingesproken en toen was ik er wel klaar mee. Een paar weken later kwam ze langs. Nee, ze had nog geen VOG, maar daar kon ze niks aan doen, ze had geen geld momenteel. En tja, een VOG moet worden voorgeschoten door de stagiaire en daarna krijgt ze het geld netjes met haar eerste stagevergoeding op haar rekening gestort. Ach, ze vond het niet zo’n probleem. Dan ging ze toch vast zonder VOG aan de slag? Ik vertelde haar, dat ik haar vaak geprobeerd had te bellen en haar voicemail had ingesproken en dat ik het wel lastig vond dat ik nu, weken later, pas respons kreeg. Toen zei ze: “Ik wil niet zeggen dat u liegt hoor, maar ik heb geen gemiste oproepen of voicemailberichten gehad!” Hier zakte mijn broek natuurlijk van af, maar nog steeds gaf ik haar een kans. Uiteindelijk hoorden we weer niks van deze dame. Een week geleden werd ik opgebeld door haar mentor van de ROC die optrad als pleitbezorger van het meisje. Het was een zielig verhaal; het kind had echt geen geld en had dus nog steeds geen VOG, maar ze wilde dit volgende week in orde gaan maken, want dán had ze geld. In juni had ik haar verteld dat ze een VOG nodig had om in de kinderopvang te kunnen stagelopen, nu was het oktober. Ik was er nu eigenlijk wel klaar mee. De mentor begon nog een zielig verhaal op te hangen over de thuissituatie van het meisje. Ja. Supersneu, maar wij zijn een opvang voor kinderen die werkende ouders hebben, geen opvang voor jongedames met problemen. Dat zou onze kindertjes ook niet echt ten goede komen. De mentor snapte het dan ook heel goed toen ik, na overleg met de locatiemanager, besloot om niet met deze stagiaire in zee te willen gaan.

Ondertussen leek ik maar te boffen met de stagiaire die op mijn groep zou komen stagelopen. Natuurlijk pik ik zelf wel de leukste eruit, zo ben ik dan ook wel weer! Een keurig meisje, beschaafd in haar uiterlijk en in haar gedrag. Het kostte me zelfs moeite om haar zo ver te krijgen dat ze me bij mijn voornaam aansprak en me tutoyeerde. Pas toen ik haar vertelde dat zelfs de peuters van mijn groep me tutoyeerde, begon zij daar ook schoorvoetend mee. Prima! Beter dit, dan zo’n grote muil. Want ik heb al heel wat stagiaires zien komen en gaan. En ze hebben me heel wat hoofdpijn bezorgd. Maar nu had ik geluk… Dacht ik. Met haar sollicitatiegesprek was ze tien minuten voor de afgesproken tijd aanwezig. Kijk, dat vond ik al veelzeggend. Het Surinaamse meisje sprak accentloos Nederlands en maakte een serieuze indruk. Ze wilde veel leren, was punctueel en verantwoordelijk, zo vertelde ze mij. Heerlijk! Het leek me een feest om haar te mogen begeleiden.

Dinsdag en woensdag zijn haar stagedagen. Die eerste dinsdag was ze al een kwartier van te voren aanwezig. Ze pikte zaken snel op en ging bescheiden haar gang. De volgende dag kwam ze vijf minuten te laat en putte zich uit in verontschuldigingen. Ach, kan gebeuren, geen punt van maken.

De week erna kwam ze zowel op dinsdag als woensdag een half uur te laat. Dat was wel een leerpuntje van haar, merkte ze zelf-reflecterend op…  Er bleken wel meer leerpuntjes te zijn. Zo was ze bijvoorbeeld haar BPV-map kwijt. In die map (Beroeps Praktijk Vorming) staan alle stage-opdrachten en de eisen die aan de student gesteld worden vanuit het ROC. Dit is het examenjaar van mijn stagiaire, dus vroeg ik haar regelmatig om de map. Maar die was kwijt. Ook het formulier waarop ik de dagen moet afvinken waarop ze geweest is: kwijt. Géén idee, waar dat ding was gebleven. Maar ik mocht van school wel mijn handtekening in haar agenda zetten bij de dagen waarop ze was geweest. Tot ze die lijst weer had gevonden. En die weer kon afvinken. De week daarna viel er niets af te vinken. Ze was ziek. Griep. Kan gebeuren, natuurlijk! En daarna kwam ze systematisch te laat. Ik sprak haar er elke keer op aan, maar dat is niet leuk om te moeten doen. Gezeik iedere keer. Maar dat was nog lang niet alles. Op een dag vertelde ze me, dat ze zwanger was. Al meer dan vijf maanden. Een klein rekensommetje leerde me, dat ze dus al zwanger was toen ze hier als stagiaire kwam solliciteren.  Maar dat wist ze toen nog niet. Zei ze. ik had niets gezien of gemerkt van een zwangerschap, maar nadat het hoge woord eruit was, merkte ik het des te meer. De volgende dag kwam ze meteen in een strak truitje, ja, tóen zag ik die buik wel die ze al die tijd onder grote sweaters verstopt had! Ik voelde me toch een beetje beetgenomen. Waarom had ze me dit niet eerder verteld? Dat wist ze zelf eigenlijk ook niet. Zei ze. Ze wilde ook gewoon doorgaan met haar school en stage en pas vier weken voor de bevalling stoppen. In februari met zwangerschapsverlof en dan in juni weer terug. Of ze dan wel haar proeve van bekwaamheid af kon leggen? Ja, ze miste natuurlijk wel wat stage-uren (vier fucking maanden!!), maar dat vonden ze vanuit school niet zo erg.

De week erna belde ze af. Last van haar onderrug. Ze had tóch te veel getild.

Er kwam een stage bezoek. We spraken over zaken die goed gingen maar vooral over de verbeterpunten. En dat waren er nogal wat. Ik had ook nog steeds geen opdracht van haar gezien, haar BPV-map was nog steeds niet boven water, evenmin de lijst waarop ik de gewerkte uren moest afvinken. Als ze te laat kwam, belde ze niet eens meer op om dit te vertellen, want geen beltegoed. Toch bleef ze altijd even beleefd en voorkomend. Dat maakte, dat ik toch iedere keer weer haar wél aansprak op haar gedrag maar er nog geen consequenties aan verbond.

Tot vandaag. Ze had geen beltegoed, dus haar zus belde dat ze later kwam. Pardon? Zo werkt dat natuurlijk niet. Ik had er meteen al de pest in. Een beetje het laatste druppel verhaal. Ze had vorige week herfstvakantie gehad en meestal halen de stagiaires dan de uren in die ze hebben gemist. Zij niet. Dat hoefde niet van school. Pardon? Drie dagen ziek geweest, straks vier maanden er tussenuit en dan niks in hoeven halen? Gooi maar in mijn pet.

Toen ze binnenkwam – twintig minuten te laat – was ik dus wel een tikje humeurig. Ik sprak haar aan op het feit dat ze te laat was. En toen viel haar beschaafde masker in diggelen op de grond. Ze begon te ratelen en ik kwam er in het begin niet eens tussen.

Hoe ik het in mijn hoofd haalde om haar iedere keer weer aan te spreken op het feit dat ze te laat was. Daar hoefde ik toch niet iedere keer iets van te zeggen? Dat vond ze namelijk vervelend. En, o ja, haar zus had me toch gebeld? Dat had ze toch maar mooi even geregeld! Zelf geen beltegoed, maar wél haar zus een sms gestuurd of deze even wilde bellen! Hoe attent wil je het hebben!! Tja, en ik had natuurlijk makkelijk praten. Natúúrlijk is het voor mij wel makkelijk om op tijd te komen, ik woon om de hoek! Zij is afhankelijk van het openbaar vervoer, zij moet altijd met de tram komen!! Bovendien: ze is wél zwanger, en áls ze komt, dan werkt ze wel hard. Ze zet zich voor 100% in en ik zeur alleen maar over op tijd komen.

Ze heeft me wel aan het denken gezet. Ik ben natuurlijk een stagebegeleider van niks.

Misschien moet ik haar mentor morgen maar even opbellen. Zo’n geweldige stagiaire verdient het ook om door een goede praktijkbegeleider te worden begeleid. En helaas ben ik dat niet.