Goodbye, my lover (deel 21)

Vorige aflevering: http://frontpage.fok.nl/column/9187/1

Het maakt me erg onrustig, dat ik Tim niet kan bereiken. Zijn baas weet dus niet waar hij is, en verder heb ik nooit kennisgemaakt met de familie van Tim. Op de avond dat onze romance begon, is immers mijn moeder overleden. Daarna zijn er alleen maar problemen geweest. Wat ik allemaal niet heb moeten verstouwen in zo’n korte tijd! Tot mijn schaamte moet ik mezelf bekennen dat Tim wel een dienende rol heeft gespeeld in het verhaal, en dat ik weinig ruimte heb geboden aan zijn gevoelens. Ook realiseer ik me nu pas, hoe weinig ik eigenlijk weet van het privé-leven van Tim. In de tijd dat hij en mam een relatie hadden, gingen zij wel eens naar familie of vrienden van hem, en ze vroegen ook wel eens of ik zin had om mee te gaan, maar ik hield me afzijdig. Omdat ik als de dood was dat mijn gevoelens voor Tim duidelijk zouden worden. Daardoor weet ik eigenlijk niet eens hoe de band tussen Tim en zijn familie is.

Manon ziet en begrijpt mijn onrust. “Misschien ligt er in je moeders huis wel een adressenboekje, of een telefoonklapper,” oppert ze. Ik schud mismoedig mijn hoofd. “Joh, ik weet niks van Tims familie. Stel, dat hij ruzie met ze heeft. Of dat ze helemaal niet weten dat hij weg is, en ze zich helemaal rot schrikken. Nee, dat lijkt me niet handig.”
Manon staat op. “Kom,” zegt ze. “Trek je jas aan. We rijden gewoon even langs Tims huis. Misschien heeft hij onderverhuurd aan een bekende. Die weet dan waarschijnlijk wel, waar Tim uithangt.” Ik wil er even over nadenken. Manon is altijd veel voortvarender dan ik ben.

Dan krijg ik een lumineus idee. Ik spring overeind. “Natuurlijk! Dat ik daar niet eerder aan gedacht heb! Manon, als jij nou eerst even een potje koffie zet, dan stuur ik een e-mail naar Tim! Hij kan toch overal op de wereld zijn mailbox openen? En dan gaan we daarna jouw idee uitvoeren, want misschien heeft Tim wel een telefoonnummer achtergelaten voor de huurder, voor het geval er wat aan de hand is.”

Manon vindt het een goed idee. Ze gaat naar de keuken en ik zet de computer aan. In eerste instantie ben ik van plan om Tim een kort berichtje te sturen, met alleen de vraag waar hij is en of hij contact met me wil opnemen.
Maar ik wil hem zó graag vertellen over mijn ervaringen van de afgelopen dagen en het belangrijkste nieuws: dat dit onze relatie in een compleet ander licht zet, dat het toch een heel lange mail wordt. Ik merk het amper als Manon een dampende kop koffie voor mijn neus zet.

Ik heb het altijd moeilijk gevonden om mijn gevoelens te uiten, altijd gehinderd door mijn eeuwige verlegenheid, maar op deze manier -veilig achter mijn computer- kan ik het opeens wel. Het wordt een warrige, maar hartstochtelijke liefdesbrief. Het voelt ook als een laatste kans. Ik wil hem zo goed mogelijk uitleggen waar mijn twijfels vandaan kwamen en dat er nu niets meer is dat ons geluk in de weg staat. Ik spreek mijn liefde uit voor hem in lettertype Times New Roman lettergrootte twaalf.

Als ik klaar ben met typen, vraag ik verlegen aan Manon: “Wil jij het alsjeblieft lezen? Ik wil niet overkomen als een of andere op hol geslagen puber.” Manon schudt haar hoofd en roert haar koffie. “Nee. Ik hoef die brief niet te lezen. Tim houdt van jou en springt een gat in de lucht als hij deze mail leest en neemt het eerste beste vliegtuig terug naar Nederland. Daar ben ik van overtuigd. Je moet niet zo onzeker zijn, lieverd, die jongen is stapeldol op jou. En  druk nou maar op verzenden…”

Even later is mijn mail aan Tim een feit. Ik voel me opgelucht en angstig tegelijk. Wat, als de brief te laat komt? Stel, dat hij me niet meer terug wil. Doemgedachten vullen mijn hoofd. Aan de andere kant: het heeft hem kennelijk veel gedaan dat ik onze relatie verbroken heb. Anders had hij toch niet zo onverwacht en  rigoureus zijn werk, huis en land verlaten?

“Kom je nog?” roept Manon vanuit de gang. Ze heeft haar jas al aan. Juffertje ongeduld. “Ja tante Manon, ik kom al,” zeg ik, met een kinderachtig stemmetje.
Tien minuten later rijden we de straat in waar Tim woont. De auto van Tim staat gewoon voor het huis geparkeerd. Het lijkt net of hij thuis is. Als ik mijn verwondering uitspreek, blijkt Manon helemaal niet verbaasd. “Hij zal de trein wel hebben genomen naar Schiphol. Het parkeren is niet goedkoop daar.” Dat is inderdaad heel aannemelijk.

Het huis ziet er niet erg bewoond uit. Dat komt doordat de vitrages zijn dichtgeschoven. Aarzelend druk ik op het knopje van de bel. Niets. Ik kijk Manon vragend aan. “Bel nog maar een keer,” zegt ze. Dit keer houd ik het knopje lang ingedrukt. De bel rinkelt hard. “Niemand thuis,” zeg ik teleurgesteld. Er zit niks anders op dan maar weer terug te gaan. Net als we bij de auto staan hoor ik een stem zeggen: “Ja, hallo? Kan ik jullie helpen?”
In de deuropening staat een jonge vrouw. Ze draagt een satijnen ochtendjas. Langzaam loop ik terug, het tuinpad op. Manon volgt mij. “Ja, hallo, we zijn eigenlijk op zoek naar Tim. Althans, we weten dat hij weg is, maar we willen vragen of u zijn telefoonnummer hebt.”

De vrouw kijkt me verwonderd aan. Dan zie ik pas hoe bloedmooi deze vrouw is. Prachtig lang krullend haar, een schitterend figuur dat zelfs niet verhuld wordt door de chique satijnen ochtendjas. “Tim? Weg? Hoe kom je daar nou bij?” vraagt ze me verbaasd. “Als je even geduld hebt, dan haal ik hem even. Hij ligt nog wel te slapen, dus geef me vijf minuutjes…” Nog voordat ze is uitgesproken heb ik me omgekeerd en ren ik de straat uit.
Alsof de Duvel me op de hielen zit.