Goodbye, my lover (deel 16)

Vorige aflevering:  http://frontpage.fok.nl/column/8920/1 

Manon gaat naar huis, we hebben wel hard genoeg gewerkt voor vandaag. Ze vraagt of we met haar meegaan, maar Tim en ik besluiten om in de stad even een hapje te gaan eten. “We komen al zo weinig aan elkaar toe,” licht Tim met een glimlach toe.  Manon toont alle begrip. “Nou ja, je hebt een sleutel, maar mocht je vannacht bij Tim blijven slapen, dan zie ik jullie morgen wel weer.”
Ik krijg het er een beetje benauwd van. Bij Tim slapen? Dat is nog nooit gebeurd. 

We zitten in een klein, knus restaurantje. Tim kijkt aandachtig in de menukaart en ik kijk naar hem. Wat is dat toch in mij, dat ik zo van hem kan houden, maar toch zo afstandelijk op hem reageer als hij toenadering zoekt? Hij is zo lief voor me, en tot nu toe heeft hij me nooit iets verweten. Hij is geduldig en bovendien een gentleman op en top. Op dat moment vangt Tim mijn blik en glimlacht. Ik bloos. Hij buigt zich naar mij over en kust me teder. Ik kus hem terug en hij ziet dit als een aanmoediging. Als hij me hartstochtelijk begint te zoenen krijg ik weer dat nare gevoel en abrupt breek ik de kus af. “Ik…ik…ik moet even naar het toilet,” stamel ik, en met grote passen been ik naar de toiletruime. Daar maak ik onder de kraan mijn polsen nat. Als ik in de spiegel kijk zie ik twee grote verschrikte ogen en vuurrode blosjes op mijn wangen. Ik gedraag me bespottelijk! Dit is toch ook niet eerlijk richting Tim?

Als ik weer plaats neem aan ons tafeltje zie ik een verdrietige blik in zijn ogen. Hij wil wat gaan zeggen, maar op dat moment komt net de ober met onze bestelling. Ik heb geen trek. Tim ook niet, hij prikt lusteloos met zijn vork in het eten op zijn bord zonder een hap te nemen. Dan herstelt hij zich en zegt: “Spannend hè, dat je morgen contact gaat opnemen met je vader. Ik ben wel heel erg benieuwd naar de ware toedracht van het verhaal.” Ik knik. Opgelucht. Gelukkig, het gevaar is geweken. We doen weer normaal.

We praten over mijn vader, en wat voor consequenties mijn telefoontje zouden kunnen hebben. Over een eventuele ontmoeting. Tim biedt aan om te zijner tijd met me mee te gaan, maar ik weet nog niet of ik dat wel wil. “Als je alleen gaat, prima, maar dan spreek je wel af in een restaurant hoor, niet bij hem thuis,” zegt Tim bezorgd. “Je weet maar nooit, ik laat je sowieso liever niet alleen gaan, maar dat is aan jou.” Tim is ook benieuwd naar mijn verwachtingen, maar die heb ik eigenlijk niet. Ik ben zo lang in de veronderstelling geweest dat mijn vader dood was, dat ik me van een levende vader echt geen voostelling kan maken.

We slaan het dessert over en bestellen koffie. Tim heeft geen enkele poging meer gedaan om mij aan te raken. Maar ook dat voelt niet goed. Tjonge, wat wíl ik nou eigenlijk? Als hij me zoent weet ik niet hoe hard ik naar de wc moet rennen en als hij het niet doet, dan ben ik bijna een beledigde majesteit.
Dan realiseer ik me, dat Tim waarschijnlijk niet meer durft door mijn reactie van net. Aarzelend leg ik mijn hand op die van hem. Hij kijkt naar me met een vriendelijke blik. Maar verder reageert hij niet. Het initiatief zal van mij moeten komen. Voorzichtig pak ik zijn hoofd tussen mijn handen en geef hem een zachte kus op zijn mond. Hij zoent me even zacht terug.  Dan vraagt hij: “Lidewij, zou je het fijn vinden om bij mij te slapen vannacht? Ik beloof je, er gebeurt niets dat jij niet wilt.” Ik roer in mijn koffie en houd mijn ogen neergeslagen. Mijn hart gaat wild tekeer. Dan schud ik zachtjes mijn hoofd. “Ik ga liever bij Manon slapen,” antwoord ik schor, maar ik durf hem niet goed aan te kijken.

En dan wordt Tim boos. “Zég het dan gewoon. Zég nou maar, dat het een vergissing is, dat je niet van me houdt en dat het uit is. Maar hier word ik gek van! Dit hou ik echt niet langer vol! En dan heb ik het niet over het feit dat je niet met me wilt vrijen, maar ik voel gewoon, dat dit een aflopende zaak is. En dan heb ik liever, dat je me dat gewoon recht in mijn smoel zegt!” 

Tijdens zijn betoog schud ik heftig ‘nee’, en de tranen stromen over mijn wangen. “Ik hou wél van jou! Met heel mijn hart! Maar het kán gewoon niet. Jij hebt een relatie met mijn moeder gehad. ik heb echt geprobeerd om me daar overheen te zetten, maar het lúkt me gewoon niet! Snap dat dan!” Snikkend zoek ik naar mijn zakdoek en bij gebrek aan beter pak ik mijn servet van tafel en begin mijn neus te snuiten.

Tim haalt mistroostig zijn schouders op. “Nou ja, dan houdt het toch ook op? Als mijn relatie met je moeder zo’n blokkade voor je is, dan heeft onze relatie toch ook helemaal geen potentie?” Zijn woede is weer gezakt en hij ziet er heel kwetsbaar en verdrietig uit. Maar ik voel, dat ik nu moet doorzetten. Hij heeft gelijk. Ik kan hem toch niet aan het lijntje blijven houden? Hij is toch ook een mens met gevoelens? Dit is voor hem ook een onhoudbare situatie.

Dan neemt Tim mijn handen tussen die van hem en hij draait zijn stoel zó, dat ik hem wel aan moet kijken. “Lidewij, denk je dat je schuldgevoel zal slijten? Denk je dat er een dag komt dat wij helemaal volmaakt gelukkig kunnen zijn met z’n tweetjes zonder dat jouw moeder nog in de weg zal staan? Geef me daar alsjeblieft antwoord op.”

Nu moet ik wel. Ik sta voor het blok. Terwijl de tranen weer over mijn wangen stromen zeg ik zacht, maar duidelijk: “Nee Tim. Ik denk niet dat die dag zal komen. Het voelde vanaf het begin al onnatuurlijk. Toen ging mam ook nog dood… Het heeft gewoon nooit echt goed gevoeld.”  Tim staat op. Met een bleekgetrokken gezicht zegt hij: “Blijf maar zitten, ik betaal wel. Het ga je goed.” Ik pak hem bij zijn arm en roep bijna smekend: “Maar we kunnen toch vrienden blijven?” Het interesseert me totaal niet dat het halve restaurant naar ons zit te kijken. Tim schudt zijn hoofd. “Nee, dat kan ik niet opbrengen. Het is alles of niets. En als je kiest voor ‘alles’, dan weet je me te vinden.” En na een laatste kusje op mijn voorhoofd verdwijnt hij.

Verdwijnt hij uit mijn leven.