Kunst is liefde

Niemand kan er omheen: het Rijksmuseum heropent de deuren op zaterdag 13 april. Er is veel aandacht geweest in allerlei programma’s: de depridocu’s van Het Uur van de Wolf, nieuwsuitzendingen, krantenartikelen, een coole viral video van de Nachtwacht flashmob. Elk nieuwtje rondom het Rijksmuseum wordt nog breder uitgemeten dan de Nachtwacht groot is. Ook in De Wereld Draait Door kwam de ene EBN’er (enigszins bekende Nederlander) na de andere voorbij om het Rijksmuseum te promoten aan de hand van hun favoriete kunstwerk. Tussen alle stukjes door klonk Marc-Maries schrille stemmetje steeds tussendoor, als Donkey die “pick me!” roept in het alsmaar herhalende dvd-menu van Shrek: “Je moet het live zien!” Dat ben ik het helemaal met Marc-Marie eens. En aangezien DWDD mij nog niet heeft uitgenodigd, volgt hier mijn visie op kunst.

Kunst is iets om van te houden. Nou ja, de mooie kunst dan, die zichzelf al heeft bewezen. Jij mag beslissen wat je mooi vindt. De liefde voor een bepaald voorwerp, schilderij of manuscript ontstaat niet zomaar. Wat jij mooi vindt, is een proces dat in ontwikkeling is. Liefde voor kunst is in veel stappen vergelijkbaar met verliefdheid op een persoon. Zo is er liefde op het eerste gezicht, maar je moet eerst veel gezichten gezien hebben om te weten dat dít het is. Die donderslag bij heldere hemel. Stilstaan. Kijken. Nog eens kijken. Het object van je lust in je opnemen. Voelen. Beleven. “Ja Marc-Marie, je moet het live zien!”

Na de eerste verliefdheid op kunst verlengt de zoektocht zich naar een ‘houden van’. Hoe meer je van iets weet, hoe meer je het gaat waarderen. Zoals je je partner zijn of haar scheve neus of slordigheid vergeeft, vergeef je ook de kleine dingen in een kunstobject dat je wat minder aanstaat. Je moet elkaar leren kennen. Zo las ik als kind het boek De Stomme van Kampen van Thea Beckman. Ik was enorm gefascineerd door het verhaal over deze dove schilder, maar ik stond er nooit bij stil dat hij echt heeft bestaan. Het was gewoon een leuk boek. Tot ik zijn schilderijen in het Rijksmuseum voor het eerst zag. De herkenning van zijn winterlandschappen was mijn donderslag bij heldere hemel tijdens een van mijn bezoeken aan het Rijksmuseum. Ik kende het verhaal, en daar was het! Het was net of ik als dove buitenstaander ineens begreep hoe Hendrick Avercamp de wereld om zich heen aanschouwde.

De liefde van de herkenning spreekt veel mensen aan. Iedereen houdt van Rembrandt. Van de Nachtwacht. Rijendik staan mensen voor de Mona Lisa in het Louvre. Ademloos staren duizenden toeristen naar de Sixtijnse Kapel. Of het nou om beroemdheden als George Clooney en Matt Damon gaat, of om de meest bekende schilderijen: als we het kennen, houden we ervan. Of niet, smaak blijft persoonlijk. Beroemde stukken zijn bekend. We kennen de verhalen van de gekke Rembrandt met zijn streken om mensen bewust in of uit de spotlight te laten, we verbazen ons over de mysterieuze glimlach van Mona, we zien de schilder van de Sixtijnse kapel in stellages onder het plafond hangen om allerlei perspectieven perfect aan te brengen. We vinden het mooi, omdat we het zo goed kennen. Het is vertrouwd.

De haters zijn er ook genoeg. Waar veel mensen van iets houden, zijn er minstens zo veel mensen die er niets van moeten hebben. Het is als de schoonmoeder trash talk over Jan Steen, met quotes als: “Ik zei toch dat ze niks voor je was. Die trut was echt een sloddervos.” En de jaloerse vrienden van een expressionistisch werk: “Ja, nou, hij was wel leuk, maar hij was niet bijzonder. Zeg maar…” En het prestigieuze – het mag wat kosten kunstwerk - : “Ik was er zo klaar mee. Totaal geen ambititie die jongen.” Gelukkig is kunst persoonlijk.

Kunst is liefde. Je kan het wel niet zoenen, platneuken en hun handje vasthouden in de bioscoop, maar een kunstwerk dat je raakt, kan je ademloos bekijken en in je opnemen. Na de eerste verliefdheid ga je meer ontdekken. Hoe meer details je ziet, hoe meer achtergrondinformatie je hebt, hoe meer je ervan gaat houden. Verliefdheid wordt houden van. Het gaat nooit meer voorbij. Binnenkort openen de deuren van het Rijksmuseum weer. Vele mensen zullen herenigd worden met de liefdes van hun leven. “Ja Marc-Marie, je moet het live zien!”