Molenaar

Raar hè, die molens. Die ouderwetse molens in het Hollandse landschap, met witgelakte wieken die stralen in het zonlicht. Die overbodige oude bouwwerken waar we toch nog altijd zo beroemd mee zijn in het buitenland. De molen is al op zo veel plaatsen vervangen voor moderne technieken, maar her en der zijn er nog steeds een paar molenaars die wachten tot hun molen weer nuttig werk mag doen. Overtollig water uit de polders afvoeren bij extreem hoog water, bijvoorbeeld. Maar wie beheerst het vak nog?

Je hebt ze nog, hoor: molenaars. Vaak zijn het vrijwilligers uit de omgeving, die de molen regelmatig inspecteren en openstellen voor bezoekers. Het zijn vaak oude mannen, gek op historie en nooit om een woordje verlegen. Terwijl ze hun verhaal doen bij de werkende molen, kan je hun vrouwen al bijna vanuit hun huis horen schreeuwen dat ze niet zo aandachtsgeil moeten zijn op hun oude dag. En al helemaal niet zo naar de benen van jongedames moeten kijken. Daarnaast heb je de technische beroepsgekken, die alles weten van de molen en deze technisch geheel kunnen bouwen of restaureren. Dat is vaak hard nodig met deze oude, bijzondere technische bouwwerken.

En zo nu en dan heb je ze nog: de echte molenaar. Zo mocht ik een paar jaar geleden op het Friese platteland naar een molen. Langs de snelweg straalden de wieken in het verder lege niemandsland. De wind sloeg genadeloos toe en liet mijn broekspijpen fladderen. Ik ging op bezoek bij een oud echtpaar en hun zoon. Vader was de oorspronkelijke molenaar. Vlak na de Tweede Wereldoorlog kreeg hij in opdracht van het Waterschap het beheer over zijn eigen molen. Met zijn vrouw betrok hij de woning ernaast. De molen moest het overtollige water afvoeren uit de polder. De man genoot van de vrijheid: de wind in je haar, een vrij beroep en een baas op afstand, die niet zo autoritair in je nek liep te hijgen.

Het weidse landschap en het ontbreken van directe buren was jarenlang een groot genot. Het bracht rust. Buiten stond de tijd stil, maar binnen was de tijd helemaal bevroren. Een ouderwetse beeldbuistelevisie, die qua diepte bijna de breedte inhaalde, stond in de kleine woonkamer. Omrop Fryslân schalde door ingebouwde luidsprekers. Door de gehaakte vitrages zag je de molen aan het werk. Binnen werd de koffie vanuit het piepkleine keukentje naar het verhoogde woonkamertje gebracht en het houten dienblad werd op het gehaakte tafelkleedje geplaatst. Het oude echtpaar nam plaats op hoge keukenstoelen. Gezien hun leeftijd vermoedde ik dat de schommelstoel in de hoek niet meer gebruikt werd, en ik verbaasde me er sowieso over hoe zij het met hun wandelstokken nog iedere dag uithielden met alle op- en afstapjes in het ongelijkvloerse huisje. Het antwoord kwam snel: dat kon ook niet meer. Hun verhuisdatum naar het ‘drukke’ tehuis in het dorp in de buurt was al bekend.

De man van de vrijheid moest zijn vak vanwege zijn leeftijd opgeven. Gelukkig hadden ze nog een zoon, die zijn vader zou opvolgen. Maar helaas, voor hem was er geen werk meer. Het Waterschap had de molen niet meer nodig, omdat er een modern gemaal in de buurt was gebouwd. De molen werd uit zijn functie ontheven en doet nu alleen nog dienst in absolute noodgevallen. Nu is het erfgoed. Toch blijft er kennis nodig om al die oude molens goed te onderhouden. Maar wie zou er nu nog zo achteraf willen wonen, in het afgelegen Friese landschap, blootgesteld aan alle elementen? Geen supermarkt in de buurt, geen snelle internetverbinding via glasvezel. De vrijgezelle zoon heeft de woning vast overgenomen, maar wie neemt het daarna over? Met goed onderhoud zullen diverse molens nog jaren blijven staan, maar de molenaars sterven uit. En hoewel het een logisch vervolg is, stemt die gedachte me toch een beetje treurig.