Hitlers paarden horen in museum

Wat een wereldnieuws: zeventig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog zijn eindelijk de verloren gewaande beelden van Thorak, Breker en andere nazikunstenaars teruggevonden. Bij verschillende nazaten van nazi's, die als oude onschuldige mannetjes door het leven gaan, maar nog steeds Hitler en zijn propagandakunst vereren, zijn diverse invallen gedaan. Op één locatie is zelfs de oude Rijkskanselarij met de originele werken nagebootst in een gigantische kelder, terwijl een ander de beelden 'gewoon' in de tuin had staan. Eindelijk zijn de beelden terecht. Maar wat moeten we nu doen met nazikunst?

De teruggevonden beelden zijn allen bewonderd door Hitler. Ze zijn in de periode voor en in de Tweede Wereldoorlog gemaakt en grotendeels aangekocht of zelfs in opdracht gemaakt van Hitler zelf. Thorak en Breker behoorden tot zijn grote favorieten. De werken kenmerken zich door een verheerlijking van de realiteit. Arno Breker heeft bijvoorbeeld diverse atleten van de Olympische Spelen van 1936 in Berlijn voor zich laten poseren, zodat hij het Duitse volk kon portretteren als natuurgetrouwe goddelijke spierbundels met de wind in de haren. Zonder de atleten had zijn kunst waarschijnlijk bestaan uit papzakken van vijftig en ouder, maar dat was niet het realistische ideaal dat Hitler nastreefde voor zijn perfecte kunst.

Veel van de kunstwerken die nu zijn teruggevonden, zijn duidelijk onderdeel van de fascistische propaganda. Dus wat te doen? De angst is voor een deel dat deze werken een zo grote aantrekkingskracht hebben op neonazi's en andere gestoorde gekken, dat die al Hitlergroetend een nieuw bedevaartsoord vinden als ze in een museum komen. Maar niet tentoonstellen is ook zonde: als we alle kunst van verliezers zouden vernietigen, bestond er bijna geen echte kunst meer. Geen Griekse en Romeinse klassieke beelden, geen Russische communistenkunst, geen antieke tempels in Syrië. O wacht. De enigen ter wereld die echt kunst vernielen, is IS. En we moeten natuurlijk niet gaan lijken op die randdebielen.

De enige optie is om de kunst te tentoonstellen in een museum. En dat kan prima. In Arnhem is er een tentoonstelling over Entartete Kunst. In het Drentsch Museum kan je terecht voor een tentoonstelling over kunst in het huidige Noord-Korea. En verrek, als je naar de oude Sovjetkunst, Noord-Koreaanse werken en de opgedoken nazischatten kijkt, is ineens duidelijk dat het fascisme en communisme niet eens zo ver uiteen liggen. Verheerlijking van het goddelijke menselijke lichaam, arbeid, sport en spieren. Sterke mannen, mooie vrouwen, perfecte kinderen. Het is een enge, maar ook zeer leerzame afspiegeling van een tijdsbeeld.

Het gevaar zit 'm nooit in de kunst zelf. Zelfs in de beelden die in opdracht van Hitler zijn gemaakt, steekt geen enkel gevaar. Als ik naar de Hitlerpaarden kijk, word ik niet spontaan een deel van Bund Deutscher Mädel en zwaait mijn arm ook niet spontaan omhoog, terwijl ik 'Heil Hitler' roep. Je mag de kunst gerust mooi vinden, of bewonderen om het vakmanschap, of leren van het tijdsbeeld. Het wordt pas een gevaar als een groot deel van een volk dit opnieuw gaat vereren als onderdeel van een regime. Zo krijg ik via het project Postcrossing steeds meer ansichtkaarten uit Rusland met replica's van oude Sovjetpropaganda. Niet een keer, maar telkens weer. De massale militaire parade van de herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog, de houding ten opzichte van Oekraïne en dus ook heel duidelijk de kunst: het zijn allerlei tekenen dat het in Rusland binnenkort opnieuw gigantisch misgaat, en dan is het de vraag wie allemaal in de ondergang mee worden gezogen.

De paarden van Hitler en alle andere kunstwerken die oorspronkelijk in de Reichskanselarij hebben gestaan, behoren thuis in een museum. Met de juiste achtergronden heeft het een enorm educatief karakter en kunnen toekomstige generaties blijven kijken en leren over kunst en progaganda. En mocht het ooit weer breed worden gekoesterd als nationaal symbool, dan weten we allemaal precies hoe laat het is.