Het is rood en redt levens

Maandag was het Wereldbloeddonordag. Om dat te vieren, is de Sanquin Bloedbank gestart met de actie Het Grootste Applaus van Nederland. Als trouwe plasmadonor vind ik het geweldig dat mensen eens voor mij klappen. Het geeft een enorm warm gevoel als je toegejuicht wordt alsof je zojuist een omaatje uit de derde verdieping van een brandend huis hebt gered, een muziekheld in een vol stadion bent, of een winnend Nederlands elftal bent, waarbij de supporters alle vuvuzela’s van de Afrikanen afpakken en voor jou gebruiken. Maar eenmaal op de website was het toch een beetje lauw. Maar liefst 2134 mensen hebben hun applaus achtergelaten. Dat moet ik delen met 400.000 andere bloeddonoren. Dat is toch een beetje of je met 188 mensen een voorstelling hebt gegeven voor één persoon, die waarschijnlijk ook nog eens de moeder is van een van ons.

In Nederland zijn er twee groepen donoren: de ene groep geeft bloed en de andere groep heeft simpelweg nog geen actie ondernomen. 400.000 donoren. Zoveel hebben we er in Nederland. Eigenlijk zijn dat heel weinig mensen, als je kijkt hoeveel miljoenen potentiële donoren er in Nederland wonen. Jij bent vast ook gezond. Je hebt vast niet eerder een bloedtransfusie gehad, je weegt vast wel meer dan vijftig kilo en je bent ouder dan achttien jaar. Je hebt waarschijnlijk ook geen aandoening of ziekte waardoor je geen bloed mag geven. En toch zit je daar lekker achter je computer, terwijl je hoopt dat jij wel het bloed krijgt van die 400.000 vrijwilligers, als jou iets overkomt. Kortom, jij bent ook een potentiële donor.

Ergens is bloed geven in Nederland wel een beetje gek geregeld. De donor geeft het bloed gratis weg, terwijl alle mensen die ermee werken wel betaald krijgen. En toch is dat het veiligst. Als ik er geld voor zou krijgen, zou ik misschien dat ene hoestje verzwijgen bij de keuring. Of die keer dat ik twee weken geleden viel en er nog wat pus uit de wond uit mijn knie komt. Of dat ik gister zo’n lekkere behandeling heb gehad bij de tandarts, die flink tot in mijn tandvlees wroette en ik van de hoofdpijn thuis wat pijnstillers achterover sloeg. Dat geld is dan even harder nodig dan de gezondheid van die anderen. Nee, laat het bloed geven dan maar aan vrijwilligers over; die hebben geen enkele reden om iets te verzwijgen. Ze doen het immers niet voor zichzelf.

Iedereen die met het bloed werkt, krijgt wel betaald. Gelukkig wel zeg. Je zou maar zo’n vriendelijk Pennymeisje van zestien voor je zien staan, die in het kader van de maatschappelijke stage wel even in jouw arm wil prikken, maar het net niet durft. Zo’n meisje dat dan met de ogen dicht een aanloop neemt en maar heel hard hoopt dat ze gelijk de goede ader in je arm te pakken heeft. Dan opent ze haar ogen, terwijl jij de naald na ziet trillen in je linkerwang. En verder krijg je van die gezellige tropenlandentaferelen met vlekken op de stoelen en bloedspetters op de muur van je voorganger, een naald die voor hergebruik even wordt afgeveegd aan de schort waar zo’n snotjong net daarvoor zijn neus in had gesnoten. Ik moet er niet aan denken.

Gelukkig is Nederland het veiligste land ter wereld op het gebied van bloedvoorziening, en wordt er heel hard aan gewerkt om dat zo te houden. Als donor staat de veiligheid van jou en de toekomstige patiënt voorop. Het kost ook maar drie tot vijf uur per jaar om een ander te helpen; iets dat je van veel andere vrijwillige baantjes niet kan zeggen. De waardering moet je dan ook maar niet van zo’n online applausactie verwachten, waarbij er voor elke 188 donoren slechts één persoon klapt. De échte waardering komt van de ontvangers die het hard nodig hebben. Zo staat er op de achterzijde van Bloedverwant, het gratis blad voor donoren, een berichtje van een jongetje uit Utrecht. Dit patiëntje was zo blij met zijn nieuwe bloed dat hij voor alle donoren een tekening maakte. Een prachtige koe, met daarnaast de tekst ‘Bedankt voor het bloed.’ Zo’n warm bericht van een ontvanger betekent veel meer dan allerlei acties daaromheen. Zo’n patiëntje, dáár doe je het voor.