Eιn dag alleen

Kom niet bij me kloppen
M'n deur is op slot
Laat me een keer pitten
Of ik ga kapot


Het was avond geweest, en het was morgen geweest, de eerste dag. Mijn telefoonwekker haalt me om negen uur uit bed. Slaperig druk ik 'm –, en rek ik me uit, waarna ik in mijn hondensloffen stap en de Senseo aan druk. Ik stommel richting computer, klik 'm uit stand-by en ratel RTL Ontbijtnieuws aan. Het is mijn eerste dag zonder zijwieltjes. Zonder moeder die de koffie neerzet en de kleren strijkt. Zonder broertje die de eerste nacht blijft logeren. Een maandag, ook nog. I hate Mondays – ik heb geen Garfield, maar ik hoor 't 'm denken. De waarheid gebiedt te zeggen dat ik me tot mijn verbazing tamelijk neutraal voel, om niet op te scheppen enigszins goedgemutst. Ik denk dat ik op een dag als deze een hoop moet denken, dingen als, “welkom in de sleur die tot de dood je scheidt bij je blijft”, of “laat het feesten beginnen” of “na twintig jaren in dit leven maak ik het testament op van mijn jeugd”, maar mijn hoofd is leeg.

Eén nacht alleen
Met de stilte om me heen
Één nacht alleen


Ik giet koffie in mijn mik. En check de reacties op mijn column. Als onze generatie een naam zou moeten hebben, is het adjectief “verloren” helaas al gebruikt. Mijns inziens zou de tweede optie de MSN-generatie kunnen zijn. Zo lees ik de comments onder mijn column in ieder geval, en wordt in de verinternettiseerde wereld informatie tot zich genomen – als een interactieve conversatie, geen platte tekst. Fragmentarisch, maar toch compleet, van MSN tot FOK! tot de MJ-Wiki. rariteit vindt het een leuk stukje, en voegt toe: “Volgens mij lees ik al met je mee vanaf het begin en je weet me iedere keer weer te boeien! Ik denk wel dat er een mooie toekomst voor je in het verschiet ligt, ga zo door!” Een glimlach verschijnt op mijn gezicht. Ik maak nog wat koffie klaar en slof richting koelkast om kaas en salami voor de te brouwen tosti te pakken. Op de één of andere manier vind ik mezelf telkens ontzettend zelfstandig. Van je eigen geld een tosti maken. Op eigen initiatief de kamer een beetje opruimen. Tot voor kort een fantoom, nu opeens bewerkelijkheid, denk ik onwillekeurig als ik een zooi National Geographics van de grond opraap en netjes op een stapeltje leg. Ik zing

You and me baby ain't nothin' but mammals
So let's do it like they do on the Discovery Channel.


Ik douche, lees daarna weer twee reacties, “Het blijft echt heerlijk om te lezen hoe jouw leven ongeveer vier jaar achterloopt op dat van mij” van blackphoenix en “Er zijn genoeg mensen geweest die hun ouderlijk huis ook hebben ingeruild voor een eigen plekje en het gros van die mensen is uiteindelijk ook goed terechtgekomen, dus waarom jij dan niet?” van WurM. Vaste lezers. Dat doet mij deugd. Ik ben altijd bang dat mensen vinden dat ik een leeg leven heb als ik het vertel, maar de maandag-dinsdag-woensdag-stroom aan reacties op mijn schrijven is één van de hoogtepunten van mijn week. Volgens sommigen hoor je dat te verbergen als schrijver. Vooral geen discussie met de lezer, geen beïnvloeding, niks. Liefst een beetje hautain, betweterig of wereldvreemd, maar vooral geen achting of erkenning. Voor mij betekent FOK! niet de zoveelste site die mijn werk wil publiceren, maar een interactieve leermethode die me in de schoot geworpen is op de dag dat ik achttien werd. De reacties maken mijn werk. Kritiek neem ik op, discussies ga ik aan, woorden gebruik ik niet of juist wel. Mensen die de moeite nemen een stuk van vaak tweeduizend woorden tot zich te nemen en dan óók nog bereaguren, neem ik bloedserieus.

Laat me pitten en hou de gordijnen dicht
Tranen in m'n ogen van 't ochtendlicht
Nevel in m'n kop en 'n tong van leer
Ik wou nog vroeg naar bed maar oh
Daar ging ik weer


Een van de vaste lezers merkte een keer op dat hij “drop” een raar archaïsch Brabants-aandoend woord vond. Sindsdien gebruik ik “drup” of “droppel”. WurM merkt op dat de meesten wel oké terecht komen, en vraagt, waarom jij dan niet? Retorisch of niet, het is een uitstekende vraag. Boterbammetjes smerend voor het werk denk ik erover na. Vanaf heden, jetzt gleich!, is mijn leven om in kleuterklasmetaforen te spreken een boom met takken, waarbij de stam hier in Soest gezet is en elke keuze een ander takje tevoorschijn brengt. Elk juist wel of niet benaderd meisje een al dan niet te laten lopen kans op eeuwige levensvreugd. Elk onvertogen woord komt met een noodvaart terug met de karma-boemerang. Elk afgeslagen of juist aangenomen baantje een potentiële loopbaan. Elke column een kans het werk waar ik om twaalf uur aanwezig moet zijn vaarwel te kunnen zeggen.

Sommigen geloven in het lot. Veel christenen ook. Dat je leven eigenlijk van tevoren al bekend is, en je alleen nog even het riedeltje af hoeft te lopen. Als een naald die zijn weg zoekt door de groeven van de plaat, of een speelgoedautootje dat over een racebaan sjeest. Ik denk dat het meer een samenspel is van wie en wat je bent, wat je meemaakt, herinnert, wegdrukt, vergeet, achtervolgt, wat je vormt. Elk mens, hoewel we een gezamenlijke factor delen in beide mens zijn en het herhalen van dingen die door miljarden eerder al eens zijn gedaan, zal gebaseerd op die unieke combinatie van factoren beslist eigen stappen zetten, eigen plannen trekken, keuzes nemen, risico's afwegen, dingen nalaten of betreuren. Allemaal bomen, om de metafoor aan te halen, maar allemaal weer nét even anders. Unieker dan DNA. Al die stappen, takjes, blaadjes, maken een leven tot een leven, níet de verzekering van een uitgestippeld pad van een alwetend wezen. Morpheus zegt in de Matrix Reloaded tegen de Fransman: “It all begins with choice.” Het eerste gedicht dat ik las, was van Joke van Leeuwen.

Ik ben ik
En dit is mijn vel

Past het wel?
Ja, het past

Wat zal ik ermee doen?
Ik geef mijn vel een zoen


Ik ben ik. Dat is me altijd bijgebleven. En WurM, lezers, archeologen in 2821, jullie zijn jullie. Beslist. Zonder compromissen. De door mij al zo vaak aangehaalde 'tachtig liter obstructie in de eindeloze leegte van de ruimte'. Een miljardenmassa van immer interacties uitwisselende, immer druk krioelende individuen – een mierenhoop op een blauw bolletje. Elk mens mag een fractie van de tijd dat de aarde al bestaat als zelfbewust wezen een eigen leven leiden. Het feit dat we zo ver zijn gekomen in de evolutie (maar er nog lang niet zijn, red.), doet me beide deugd en beangstigt me. Hoe wordt mijn leven? Wie zal het zeggen? Ik? Ik denk aan psalm 90.

Wanneer Uw toorn en gramschap ons bezwaren,
Dan wenden, dan verdwijnen onze jaren.
Wij zien hen als gedachten, henenvaren;
Of, blijft Uw gunst ons in het leven sparen,
Dan klimmen wij ten hoogste tot den top
Van zeventig of tachtig jaren op.


Plots zie ik de tijd, denk ik “het is vacant kwart over elf!”, terwijl ik niet eens Brabants ben, en trek ik snel mijn schoenen en jas aan.

De plicht roept.

Met collega Igor heb ik verhitte discussies over de mogelijkheid van een Amerikaans interveniëren na de verkiezingen van Iran. Ik zeg dat ik na Iran-Contra niets voor onmogelijk houd, en mail hem een artikel waarin een Pakistaans legerpersoon zegt dat er een half miljard via de CIA naar Iran is gestroomd, om de opstand te (helpen te) bewerkstelligen. Igor houdt dat voor onmogelijk. Obama zou dat niet toelaten. Ik zeg dat ik denk dat de inlichtingendiensten vrijwel onafhankelijk van een marionet als de president opereren, en dat het tweepartijensysteem al een halve eeuw een farce is. Igor schudt woest nee, concludeert dat hij het onder Bush wél plausibel achtte, maar nu niet meer, en neemt de volgende klant aan. Ik mompel nog snel iets over Republicrats en doe hetzelfde.

Om raadselachtige redenen heb ik de hele dag de theme song van een jaren negentig-comedy in mijn hoofd. Weggedrukte herinneringen van iets wat eeuwen geleden lijkt, komen tijdens plaspauzes, roken en koffie halen boven terwijl ik de deun neurie. 's Avonds, als ik rond half tien in de avondschemering door het park naast mijn huis loop, zing ik het liedje hardop en denk erover na.

Vrienden voor het leven
Kameraden tot de laatste dag
Vrienden voor het leven
Als het kan, als het lukt, als het mag


In schril contrast met de serie met Ellen en Eddie bestond in de herinnering die uit het midden van de jaren negentig dateert al het liedje van Henk Westbroek over vriendschap. Als klein kind verkoos ik Vrienden voor het leven als levensmotto, maar tijdens het verliezen van de basisschoolvriendjes die naar andere scholen gingen, en later hetzelfde met mensen van de middelbare, besef ik dat er in beide liederen waarheid zit.

Eén keer trek je de conclusie
Vriendschap is een illusie
Vriendschap is een droom
Een pakketje schroot met een dun laagje chroom


Ik spring in gedachten naar mijn eerste 'beste vriendje', een buurjongetje die in dezelfde klas zat en waar we gingen computeren, tenten bouwen, wolbollen maken – we kwamen dagen per week, jarenlang, bij elkaar over de vloer. Hij ging de bouw in en ik studeren, en in groep zeven groeiden we al uit elkaar. Nog één keer, richting het einde van de basisschool, schreef ik een brief aan hem, waarin ik zei dat ik dat jammer vond, maar het wel kon begrijpen. Ik durfde een zulks niet te zeggen, dus ik schreef het op.

I was five and he was six
We rode on horses made of sticks
He wore black and I wore white
He would always win the fight
Bang bang


Van liedje naar liedje springend, aan elk een andere connotatie, kom ik terug op WurM's originele vraag. Waarom ik niet? De afgelopen maanden in mijn leven kenmerkten zich door een haast heremietkreeft-achtig bestaan, waarin ik in afnemende mate behoefte had aan contact en vereenzaamde. Op die eerste dag alleen, vroeg ik me af of ik dat kon counteren. Nu, bijna twee weken na het aanvankelijk schrijven van alle alinea's behalve deze, kan ik dat staven. Mijn leven is drukker dan ooit – niet alleen met werk en boodschappen, maar ook met een enorm druk sociaal leven, een komend bestuursjaar in de studievereniging, oude vriendschappen die ik na twee jaar moeiteloos weer opraap – mijn leven bevalt. Om eindelijk de vraag te beantwoorden, WurM: ik zou niet wéten waarom.

Soms is er wel onenigheid, maar dat duurt gewoon maar even
Ondanks alles zijn wij vrienden voor het léven


Mijn levensboom groeit met de snelheid van een Amerikaanse eik, denk ik onwillekeurig als ik vanuit het parkje door een bomenrij terug naar huis loop. Bij de straat schiet Bassie en Adriaan me te binnen, zoals altijd als er naderend verkeer is op een meer dan gemiddeld drukke weg. Elk liedje bij elk mens een andere connotatie, bij eenieder uniek. Om WurM's retorica terug te werpen: Wie haalt anders Wanneer Uw toorn en gramschap ons bezwaren en Vrienden voor het leven aan in één (al veel te lang en warrig) stuk?

Kijk links, kijk rechts, kijk nog een keer, als je oversteken moet
Kijk links, kijk rechts, kijk nog een keer, want dan doe je 't pas goed


Er kwamen geen auto's aan. Toch drie keer kijken, terwijl de VVN twee keer ook wel oké vindt – het is een vloek. En de kamer? Het is lekker weer, mijn soutterain heerlijk koel, het bier staat koud, de agenda propvol en het gemoed op zomer. Voor mijn levenseik de zomer afwachten tot de herfst invalt? Ik dacht het niet. Het was avond geweest, en het was morgen geweest, de tweede dag – de vierde, de achtste, de zestiende.

En ik zag dat het goed was.