Levertraan en pindarotsen (3)

Deel 2

De helikopter landde op een open terrein in de haven van Antwerpen. Bert had op basis van aan elkaar geknoopte gedachten en gevoelens zijn Belgische collega’s schepen laten selecteren. Alle Russische schepen, vier in totaal, zouden worden onderzocht. Het was puur gevoel en wanneer dat door anderen maar vaak genoeg als scherp gezien werd, dan werd je gevolgd. Bert werd gevolgd, soms bestempelden zijn collega’s hem als helderziende.

“Wat ik niet snap, is dat je gelijk naar de schepen gaat, Bert. De trams rijden immers in de stad”, stelde Jan rustig vast. Hij zag nog net de vuist van Bert voorbij schieten, daarna ging het licht in zijn ogen uit. Na een paar minuten kwam hij bij en keek verdwaasd om zich heen.
“Boerenlul! Natuurlijk rijden de treinen in de stad! Maar je weet toch dat de eerste dagen het belangrijkste zijn? Dan weet je ook dat ze de havens gebruiken om haar het land uit te krijgen. Wegen kunnen we afzetten, waterwegen niet. Dus Jan?”
“Moet je dan slaan, klootzak?” Jan zag het gezicht van Bert verkleuren, hij leek er een beetje spijt van te hebben.
“Nee, natuurlijk niet, maar je weet hoe ik ben”, siste Bert.
“Verdomme Bert, je lijkt wel een puber. Als je wilt dat ik met je blijf werken, doe dan normaal, anders flikker ik op.” Maar Jan reisde graag op de successen van Bert mee en dat wist Bert ook. Jan liep nooit een loonsverhoging mis terwijl zijn collega’s dat wel deden.

Wat Bert ook uithaalde, hij leek een gegarandeerd voordeel van de twijfel te hebben dat niemand anders binnen het korps bezat. Zijn vijanden wachtten op zijn cruciale fout. Maar zijn cruciaal beoordeelde fouten bleken achteraf nooit cruciaal genoeg voor zijn meerdere, wel voor enkele van zijn collega’s. Een van deze collega’s was Dimitry v/d Wever. Een inspecteur van het Rotterdamse corps. Bert beschouwde hem als een gevaarlijk mannetje. DW of De W - zo noemde Bert hem -  en hij waren gezworen vijanden. Collegialiteit was slechts een uitleg in de Van Dale, meer niet. De W had genoeg redenen hem te haten. Tijdens een personeelsfeest had Bert zijn net gescheiden zus versierd. Voor een avond, daarna had hij haar genadeloos laten zitten. Bert had er zijn redenen voor, die hij nooit tegen De W zijn zus had verteld, laat staan tegen De W.

Jan had geen idee welke aanwijzingen Bert had, maar dat hij ze had was zeker. Maar ook Bert stond middenin de haven van Antwerpen en hij leek niet te weten waarom hij met de helikopter was gekomen. Een snelle dienstauto zou voldoende zijn geweest. De Belgische collega’s keken wel naar Bert maar zeiden niets, zij kenden de reputatie van Bert van Nieuwpoort. Jan probeerde het en nam dit keer instinctief de veilige afstand aan ten opzichte van Bert.
“Bert, enig idee?” Bert keek geschrokken opzij, alsof hij uit een heel andere gedachtewereld kwam. Hij was ver weg, heel ver weg vond Jan.

“Ik heb Martijn, de geluidsman, nogmaals gesproken vlak voordat we weg gingen, dat heb ik je nog niet gemeld omdat het zo een kolerelawaai in die heli is. Het geluidsfragment met de tram en de zware hoorns van scheepsverkeer. Die USB-stick heeft in een laptop of zo gezeten en Martijn zegt dat er twee keer op start is gedrukt. Dit betekent dat het op twee verschillende plaatsen geweest kan zijn dat Isabelle is opgenomen. En ik denk de haven van Antwerpen. De binnenstad en de haven liggen niet zo ver uit elkaar. Weet je wat ik denk, Jan? Dat het eerste stukkie is opgenomen in het centrum en het tweede stukkie vlak voordat ze ergens aan boord gingen.”
“Er liggen hier tientallen schepen”, stelde Jan rustig vast.
“Ja, maar dan, poepchinees?”
“Poepchinees?”
“Bart Velder kwam er later achter dat zijn Isabelle dat altijd riep als ze in de buurt van veel Chinezen waren. Ze haalde iedere zondag Chinees bij hun in de buurt. En als Isabelle dan binnenkwam als vijfjarige met Bart, dan riep ze altijd poepchinees. Dus ik denk dat Isabelle een hoop Chinezen zag, toen ze moest spreken van haar ontvoerders en er zijn maar twee schepen die vanavond afvaren. En er is er maar een waarvan al is vastgesteld dat de papieren niet kloppen. Dat schip zoek ik Jan. Gek?”
“Niet echt, Bert, maar ik wist dus niet dat jij nog contact had gehad met Bart Velder.”
“Ook alweer voordat we de heli ingingen.”
“Jezus man, licht mij voortaan wat eerder in.” En weer zag Jan dat de ogen van Bert dezelfde vorm kregen als voor de harde klap. Maar Jan bleef voor hem staan, hij hoopte bijna dat Bert zou slaan. Hij was het sologedrag van Bert zat.

Bert hield zich in en keek naar zijn Belgische collega’s.
“Kunnen jullie ons naar de twee onder Chinese vlag varende schepen brengen?”
Alé, het is de Panamese vlag”, zei een Belgische diender. Ze stapten allen in een busje.
“Stop een paar honderd meter voor het schip”, zei Bert. Ze naderden het schip. De Range Rovers, aan stuurboordkant van het schip geparkeerd, gaven Bert en Jan al geen goed gevoel. Of juist wel.