De grootste hufter van Nederland

Zoals jullie ongetwijfeld gemerkt hebben, was het de afgelopen week nogal koud. Op zich niets schokkends in deze tijd van het jaar. Mensen met een voorliefde voor schaatsen worden er zelfs ronduit enthousiast van.

Er zijn helaas ook in Nederland mensen voor wie deze kou een ramp is. Daarbij horen ook de daklozen. In Utrecht lopen er ook een aantal rond. Toen ik begon met studeren in deze stad, was dit een nieuw fenomeen voor mij (ja, ik kom uit een dorp, was jong en naïef) en met goede bedoelingen gaf ik ze rustig wat kleingeld. Tot je er alleen op het station dagelijks al vijf tegenkomt. Als je die allemaal wat zou geven, ben je heel snel aan het einde van je studiebeurs. Ik ben er toen maar mee opgehouden om geld te geven aan willekeurige zwervers, met af en toe een uitzondering.

Afgelopen week was weer zo’n uitzondering. De man vroeg mij niet eens om geld, ik ben zelf op hem af gelopen. De reden hiervoor was het gedrag van de hufter die wel benaderd werd voor een kleine bijdrage. Ik word nog steeds kwaad als ik eraan denk.

Het was donderdagochtend in de stationshal van Utrecht CS en ik sta in de rij bij de kiosk voor een saucijzenbroodje. Heerlijk om mijn handen warm te houden en dan in de trein op te eten. Een eindje verderop staat een dakloze te bedelen. Dit was niet het type dakloze met een dikke jas en nieuwe nikes, maar het type ‘triest geval’. Vies, ondervoed en met oude kleding met meer gaten dan vezels. Met een bibberende, bijna brekende stem spreekt hij iemand aan.
“Pardon mijnheer, kunt u misschien wat kleingeld missen zodat ik vanavond binnen kan slapen. Ik heb het zo koud.”

De aangesproken man stopt. Hij komt op mij over als het type bankier van voor de crisis. Strak in het designer pak, borst vooruit, kin omhoog, tandpasta-glimlach met de oprechtheid van een hyena. De man kijkt de zwerver gemaakt meelevend aan en legt joviaal een hand op zijn schouder.
“Beste kerel, wat doe je dan ook buiten met dit weer! Ga lekker naar huis, bij de verwarming zitten met een kop warme chocomel.”
Met een kwieke tred liep het haantje verder richting Jaarbeurs, zichzelf mentaal een schouderklopje gevend, trots op zijn eigen succes. De zwerver - nu letterlijk in tranen - gebroken achterlatend.

Op dat moment was ik aan de beurt bij de kiosk. Verbijsterd en woedend over het hufterige tafereel dat zich voor mijn ogen had afgespeeld, veranderde ik spontaan mijn bestelling naar een kop koffie en twee broodjes. Hiermee gewapend liep ik direct naar de zwerver, drukte hem de koffie en een broodje in de hand, samen met een tientje. De ogen van de zwerver werden groot van verbazing, de tranen vloeiden nog rijkelijker en voor zover hij tussen het snikken door verstaanbaar was, ben ik ter plekke heilig verklaard, geloof ik.

Nu ben ik zeker geen heilige. Zoals ik eerder al aangaf, was dit voor mij ook een uitzondering, al probeer ik een goed mens te zijn. Ik doe mijn best om rekening te houden met anderen en ik word ook niet snel kwaad. Er zullen dan ook hele rare dingen moeten gebeuren, wil ik in mijn column iemand dood wensen, al dan niet satirisch.

Ook de bovengenoemde yup wens ik niet de dood of een ziekte toe. Ik hoop echter wel dat hij zo opwekt was, omdat hij een paar ton bij Icesave had staan en nog niet had gehoord dat IJsland toch niet over de brug zou komen. Ik hoop dat hij hierdoor zijn DSB-hypotheek met woekerpolis toch niet kan betalen en uit zijn huis gezet wordt. Ik hoop dat het bedrijf waar hij voor werkt toch nog een laatste ontslagronde nodig heeft om de crisis te overleven en dat hij daar slachtoffer van wordt. Ik hoop dat zijn vrouw hem hierdoor, samen met zijn kinderen, verlaat voor een man die nog wel geld heeft. Ik hoop dat hij hierdoor depressief wordt, drank en drugs gaat gebruiken en geheel aan lager wal raakt. Ik hoop dat het volgend jaar nog kouder wordt en dat ik dan door hèm benaderd wordt voor wat kleingeld, zodat ik hèm het advies kan geven om lekker thuis bij de verwarming te gaan zitten. Vergezocht en onwaarschijnlijk, ik weet het, maar ik hoop het wel.

Het moge duidelijk zijn; ondanks dat ik getuige was van dit sterke staaltje onbeschofte hufterigheid, ben ik dus nog steeds erg hoopvol. Hopen jullie met me mee?