Aloysius Kreukel en het meisje

Met zijn vieze zakdoek veegde Aloysius Kreukel het zweet van zijn voorhoofd. Het was eigenlijk niet warm in de kamer, maar hij zweette altijd als hij nerveus was. Dan draaide hij net als nu onbewust aan de grote, rode wrat op zijn kin.
Hij staarde nog steeds een beetje verbaasd naar het scherm van zijn laptopje, want daar was de oorzaak van zijn nervositeit. Een berichtje in de inbox van de chatsite waarop zijn profiel stond. Nog nooit in de twee jaar dat zijn profiel nu te zien was op die site had hij ooit een berichtje van een vrouw gehad, maar nu was er daar ineens eentje van een meisje van vierentwintig. En ze reageerde niet zomaar op zijn profiel. Ze vertelde dat het profiel beantwoordde aan de man die ze zocht om een duurzame relatie mee op te bouwen. Haar e-mailadres stond erbij en ze wilde dat hij haar ging mailen. Hij had natuurlijk meteen op haar profiel gekeken en was bijna met stoel en al achterover gevallen van verbazing. Een prachtige Afrikaanse vrouw. Niet echt zwart, eerder wat licht getint. Mooie donkere ogen en een goed figuur. Ze had een kort tijgerjasje aan en een witte rok tot even boven de knie. Het stond sexy vond Aloysius. En dan die leeftijd. Zelf was hij al vijftig, dus dat meisje had makkelijk zijn dochter kunnen zijn. Met kloppend hart van opwinding begon hij met het mailtje aan haar.

Aloysius had nog heel lang zitten dagdromen nadat hij het mailtje aan haar had verstuurd. Hij zag zichzelf al met haar aan het wandelen en lekker picknicken in het gras. Of samen aan het fietsen in de bossen. En ’s avonds samen naar de televisie kijken met een kopje koffie erbij. Hij had zelfs wel even gedroomd van haar kus. Over meer dan dat kon hij niet dromen, want hij had nog nooit seks gehad met een meisje en hij had absoluut geen fantasie. Een kus kon hij zich ook alleen maar voorstellen omdat hij zijn moeder altijd had gekust als hij naar zijn werk ging. Tot aan haar dood een paar jaar terug had hij bij haar gewoond en andere vrouwen kende hij nou eenmaal niet echt. Maar ook die kus alleen al maakte die dagdromen tot een belevenis.

Al dezelfde avond had Aloysius antwoord. Hij had natuurlijk gevraagd waarom ze hem had uitgekozen en wat ze deed in het dagelijkse leven. Haar antwoord gaf hem echter een schok. Dit had hij niet verwacht.
Ze bleek niet in Holland te wonen. Ze kwam oorspronkelijk uit Rwanda. Haar vader had daar een enorm goed lopend bedrijf gehad, waarmee hij miljonair was geworden. Ze had haar hele jeugd op een groot landgoed met een kapitale villa gewoond. Maar toen was de burgeroorlog tussen de Hutsi’s en de Tutsi’s uitgebroken. Haar ouders werden vermoord en zij kon nog maar net naar Nigeria vluchten. Daar leefde ze sindsdien in een vluchtelingenkamp.

Het was een aangrijpend verhaal en Aloysius was dan ook zeer aangedaan. Tijdens het lezen had hij menig traantje moeten weg pinken en hij had van nervositeit de wrat op zijn kin opengekrabd. Nadat hij een schoon T-shirt had aangetrokken ging hij meteen haar mailtje beantwoorden.
Hij wilde wel alles voor haar doen om dat leed te verzachten. Ze betekende heel veel voor hem en hij zou haar het liefste meteen in Nederland willen hebben om samen met haar een nieuw bestaan op te bouwen. Het werd een mailtje waar ze vast heel erg blij van zou worden. Dat wist Aloysius zeker. Hij keek nog eens naar de foto. Ze zag er blij uit en haar kleren waren mooi. Die foto was vast gemaakt voordat alle ellende was begonnen. Ach ach ach, wat was ze mooi; ze leek wel een fotomodel. Wat zou hij gelukkig worden met haar!

Toch was Aloysius nog wel wat angstig voor wat komen ging. Hij bedacht dat hij de foto op zijn profiel wel een beetje had verfraaid met Photoshop. De wrat was weg en de puisten waren ook niet te zien. Bovendien had hij de foto een beetje donkerder gemaakt zodat zijn rimpels en de kringen onder zijn ogen niet te zien waren. Hij had namelijk wallen onder zijn ogen waar je met gemak een hoertje op kon laten tippelen.
Maar voorlopig was zij in Nigeria en hij in Nederland dus zo’n vaart zou het niet lopen. Daarin had Aloysius zich echter vergist, want de volgende dag was er alweer een mailtje van zijn Afrikaanse vriendinnetje en de inhoud trof hem diep.

Haar vader had de burgeroorlog al zien aankomen en had voor zijn dood al zijn geld op een bank in Nigeria ondergebracht. Bij elkaar was het vier miljoen dollar. Ze was dus verschrikkelijk rijk, maar kon niet zelf aan het geld komen. Vluchtelingen hebben geen rechten in Nigeria. Ze kon wel haar bank opdracht geven om het geld op een andermans rekening te zetten en ze stelde voor om het op de rekening van Aloysius te zetten. Dan hadden ze het geld vast voor als ze naar Nederland kwam.
Aloysius was met stomheid geslagen. Wat een vertrouwen had dat meisje in hem. Hij was toch een vreemde voor haar. En ook al had hij dat mailtje gestuurd waarin hij had aangeboden haar te helpen, dit was toch wel het laatste wat hij had verwacht.

Aloysius stuurde dan ook meteen weer een mailtje terug met zijn goedkeuring om het geld te storten en gaf zijn nummer, want dat had ze natuurlijk nodig. Verder vroeg hij hoe hij haar dan naar Nederland kon halen, want anders had ze niets aan dat geld en hij wilde ook graag met haar verder door het leven.
Al na een uurtje had hij antwoord. Blijkbaar hadden ze in dat vluchtelingenkamp helemaal geen andere activiteiten en kon ze alleen maar wat achter de computer zitten. Aloysius kreeg steeds meer medelijden met haar. Hij stelde zichzelf en haar al voor lopend langs het strand en tijdens een museumbezoek. Hij zou haar beslist meenemen naar het Tropenmuseum en uiteraard ook naar de dierentuin, want dat vond hij zelf erg leuk. Al die wilde dieren! En in Blijdorp had je die tropische tuin waarin je jezelf ook echt in de tropen waande. Daar at hij altijd zijn meegenomen boterham met pindakaas op. Hij hoopte maar dat zij ook van pindakaas zou houden. En zo droomde hij verder en daar had hij ook alle reden toe, want ze had hem verteld hoe hij haar naar Nederland kon krijgen.

Hij kon haar vrijkopen uit het vluchtelingenkamp en dan zou hij de vlucht naar Nederland maar even moeten voorschieten. Dat kon allemaal makkelijk, want ze hadden naderhand al die miljoenen.
Aloysius was de hemel te rijk. Het enige probleem was dat hij het geld niet had om haar vrij te kopen. De vlucht op zich was zo duur niet. Voor ongeveer duizend euro was ze in Amsterdam, maar de vijfhonderdduizend euro om haar vrij te kopen had hij in geen velden of wegen. Toch lukte het hem uiteindelijk om het geld bij elkaar te krijgen.
Het herenhuis waarin hij woonde was van zijn ouders geweest en die huizen waren blijkbaar geliefd, want hij kon het al na vier weken verkopen voor bijna vierhonderdduizend euro. De rest werd Lenen.nl en hij had ook nog wat spaargeld. Hij verhuisde naar een piepklein flatje in het centrum.

Zeven weken na het bewuste mailtje was alles geregeld. Hij had het geld gestuurd, zodat ze de vlucht vanuit Abuja naar Amsterdam kon regelen. En hij had al de week daarvoor het geld overgemaakt om haar vrij te kopen op het door haar aangegeven nummer. Haar miljoenen zou ze meteen storten nadat ze vrij was. Ze zou om vijf uur in de middag op Schiphol landen. Voorlopig zogenaamd voor een vakantie. Haar papieren zouden ze later wel in orde maken.

Aloysius haastte zich van parkeerplaats P1 naar de aankomsthal van Schiphol. Het goot van de regen en hij was zelfs in dat kleine stukje al drijfnat. Bovendien was het koud. Maar zijn hart was warm. Weldra zou hij zijn geliefde ontmoeten. Hij was erg nerveus en had gelukkig uit voorzorg een pleister over zijn wrat geplakt, want die zou nu wel vuurrood zijn van de zenuwen.
Het vliegtuig uit Abuja had geen vertraging. De passagiers waren al snel in de bagageruimte. Aloysius keek om zich heen. Er stonden redelijk veel mensen te wachten en toen de passagiers naar buiten kwamen was het dan ook een gezoen van jewelste. Er werd gelachen en gehuild en er werden bossen met bloemen in ontvangst genomen door passagiers.
Maar toen ook de laatste mensen uit de aankomsthal waren verdwenen, stond Aloysius daar nog alleen. Navraag bij de douane leverde niets op. Er was niemand vastgehouden. Alle passagiers waren zonder problemen door de douane gegaan. Ook de passagierslijst leverde niets op. Haar naam kwam niet voor.

Het goot nog steeds van de regen. In dat gordijn van regen liep een gedaante met gebogen hoofd langzaam naar parkeerplaats P1. In het hoofd van de gedaante was het een grote warboel. Gedachten schoten als bliksemflitsen door zijn hersenen. Wat kon er toch zijn misgegaan? Was ze uiteindelijk toch nog niet vrijgelaten? Wilden de mensen die haar daar vast hielden misschien meer geld? Of zou het... nee, dat kon toch niet?