Ik ga scheiden (4)

Het leven proberen op te pakken.

Jan ging niet weg. De spanning was ondraaglijk. Wijkagent Jan Willem zei dat ik met de kinderen naar een blijf-van-mijn-lijfhuis moest gaan. Maar alles in mijn lijf en lichaam zei mij dat het fout was, zo verschrikkelijk onrechtvaardig. Hoe kan dat toch dat mannen ermee weg komen wanneer ze in het huis blijven wonen en dat de kinderen en vrouw maar weg moeten? Ik begon te begrijpen dat het niet een probleem in de wet was of sterker nog: ‘van de maatschappij' was. Maar wat dan? Wat moest ik? Voor de kinderen thuis blijven wonen?

De ruzies werden heftiger. Ik besefte ineens zo sterk dat ik geen groot en warm sociaal leven had. Jan had dit wel. Voor de kinderen zorgen had al mijn tijd opgeslokt. Nooit had ik dit zo beseft als nu. De ruzies gingen vaak nergens om. Kleinigheden die vroeger zo gewoon leken, waren nu grote obstakels. Wie doet de afwas? Vroeger deed Jan het gewoon. Nu moest ik het vragen en kon hij gewoon nee zeggen. Hij had geen tijd, of moest naar voetbaltraining. Hij probeerde hoofdjeugdtrainer te worden van de plaatselijke voetbalclub en ik wilde naar de avondschool. Onze levens liepen al alsof we gescheiden waren.

Ik had voor mijzelf de strijkkamer ingericht als slaapkamer. Een normaal eenpersoonsbed maakte Jan heel duidelijk dat ik alleen wilde liggen. Hij bleef in ons bed slapen omdat hij vond dat hij daar recht op had na een dag hard werken. Soms kropen mijn dochter en ik gezellig in het eenpersoonsbed. Ik vond het een toppunt van warmte, mijn kind zo dicht bij me.
Iedere week vroeg ik hem wel een keer of het ‘kamer zoeken' lukte en iedere keer zei hij droog dat ik maar kamers moest gaan zoeken. Van hem hoefde ik niet weg en wanneer ik dan zo nodig weg moest, dan konden de kinderen wel in ons huis blijven wonen samen met hem. Ik wist niet hoe ik dit spel van hem moest meespelen en of ik het wel moest meespelen. Soms kreeg ik zomaar midden op straat paniekaanvallen, ik kon geen adem meer halen en viel neer. Ik was al twee keer naar het ziekenhuis gebracht. Hyperventilatie werd vastgesteld. Ik was van mening dat ik geen zakjes bij mij hoefde te hebben waar ik in kon blazen, aangezien het altijd te laat was. Ik voelde het nooit aankomen, ik lag plotseling op de grond.

De weinige kennissen die ik had, begonnen genoeg van mijn gezeur te krijgen, en als ze geen genoeg van mijn gezeur kregen, dan hadden ze wel genoeg van het feit dat ik niet radicaler tegen Jan was. Maar zij waren vergeten dat hij hartstikke agressief kon zijn en ik was niet vergeten dat de wijkagent een keer tegen mij gezegd had dat er alleen gebeld kon worden als ik zeker wist dat het uit de hand zou lopen. Ik zei hem nog:
"Is in het ziekenhuis geslagen worden uit de hand genoeg? Zijn de hechtingen in mijn hoofd geen bewijs dat hij zichzelf niet in de hand heeft en dat ik daardoor niet kan inschatten wanneer het uit de hand loopt?"
"Mevrouwtje..." Ik onderbrak hem hard.
"Mevrouwtje? Dat ben ik niet voor jou. Ik vecht hier voor twee jonge kinderen en daarna voor mijzelf. Wat bedoel je nou ‘als ik zeker weet dat het uit de hand loopt'? Ik heb zijn ogen gezien toen hij het glas tegen mijn kop kapotsloeg."
"Ik begrijp u, maar er wordt zo veel gebeld over iets wat zichzelf weer oplost."
"Je bedoelt dat iedereen er vanuit kan gaan dat het zichzelf oplost? Wat een gelul."
"Dat bedoel ik niet, mevrouw. Ik bedoel dat wij geen relatietherapeuten zijn maar handhavers van de wet. Wanneer uw man de wet overtreedt, kunnen wij ingrijpen en hem vastzetten."
"Het is alleen zo verschrikkelijk jammer dat het vastzetten pas gebeurd als er fysiek geweld is toegepast en dat geestelijk geweld zo goed als buiten de wet valt met betrekking tot relaties. Wat vindt u daar nu van?"
"Ik vind er niks van. En ik vind dat uw man een bloedhond is die op zeker van mij is als hij u nog eens aanraakt. Hier is mijn 06-nummer, u kunt mij dag en nacht bellen."
Ik keek hem eens goed aan en probeerde in te schatten wat de bedoeling was van deze actie van hem. Hij leek mij te begrijpen zonder woorden te gebruiken. Opvallend, ik dacht dat mannen zich dit niet snel eigen konden maken maar ik ben dan ook sceptisch geworden de laatste jaren... Hij zag er niet slecht uit voor een politieman. Hij maakte best wel iets in mij los, ik kon alleen niet zo goed meer bedenken wat dit nu was. Ik denk dat dit gevoel een beetje doodgeslagen was in mij.

Hij kwam eens in de twee weken langs. Vragen hoe het was, of de therapie nog doorliep, of Jan mij nog geslagen had. Meestal deed hij het aan de deur, ook al omdat ik met mijn non-verbale houding duidelijk maakte dat ik geen zin had om hem binnen te laten. Ik vond het trouwens ook vervelend soms dat de buren zo vaak de politie bij ons aan de deur zagen.

Jan nam een vrouw mee naar huis. Het was diep in de nacht, hij kwam van voetbaltraining af. Het was koud buiten en geld voor een hotel had hij niet, zo veel wist ik wel. Hij bleef het besteden aan zijn gezin. Op zijn manier bleef hij er in geloven, terwijl ik al lang klaar was met dat geloven. Ik had ook geen moeite met de vrouw die hij meenam of wat hij ermee zou doen. Ik vond wel dat de shock te groot zou zijn voor de kids, als die plotseling naar beneden zouden gaan. Dus ik vroeg hem de volgende dag of hij zijn vriendinnetjes toch naar een hotel kon meenemen. Hij werd verschrikkelijk kwaad. Er kwam een hoop frustratie uit.
"Als jij gewoon een vrouw voor mij zou zijn, de vrouw waarmee ik getrouwd ben, dan zou dit helemaal niet hoeven!" schreeuwde hij onbeheerst.
"Dus het is mijn schuld dat jij vrouwen mee naar huis neemt en beneden in de huiskamer neukt?" Ik zag hem niet aankomen. Het volgende dat ik mij herinner is de smaak van bloed in mijn mond en het losse stukje vlees aan de binnenkant van mijn wang. Ik had de voordeur horen slaan. Ik besloot Jan Willem te bellen.

Deel 1

Deel 2

Deel 3