Sport is niet alleen ongezond

Midas Dekkers schreef ooit eens een boekje over sport waarin hij korte metten maakt met de overtuiging dat sport goed is voor een mens: Dieren doen niet aan sport en zijn toch zo fris als een hoentje. Misschien moeten we eens wat meer laten en minder doen.


Ter voorbereiding op deze column googlede ik wat naar het betreffende boekje. Ik kwam een geestig citaat tegen.
Iedere keer schrik je toch weer. Je wandelt in het bos. Aangemoedigd door de zon in de takken, het gejubel van de merels, een vroege hommel, staan je ogen en oren wijd open, en vooral ook je hart. Verzoend met het bestaan heb je filters en veiligheden uitgeschakeld om de natuur beter in je op te zuigen. En dan gebeurt het. In een flits van foute kleuren word je omvergelopen door de lelijkheid in mensengedaante, puffend als een lekke band, de blik dof als een beslagen bril. Homo adidas. Een gekraak van takken, een vette hijg in je oor en daar hobbezakt hij alweer verder.

Normaal zou ik een beetje gniffelen om de theorie van Midas Dekkers, maar me zeker niet laten ontmoedigen om te sporten. Ik zou dingen roepen als: “Waarschijnlijk heeft hij gelijk, maar sport is wel heel leuk. Het is ontspannend en inspannend tegelijk. En teamsporten brengen zeer interessante sociale processen en gedragingen met zich mee. Ik kan er mijn energie in kwijt en het levert energie op. Ik zou niet weten wat ik met mijzelf aan moet wanneer ik niet kan sporten. Een poosje geleden was ik licht geblesseerd waardoor ik enkele trainingen moest laten schieten. Vreselijk vond ik het. Sport zit zo in mijn structuur dat ik echt een beetje in de war raak wanneer ik het niet kan beoefenen.”

Waarschijnlijk heeft Midas Dekkers ook echt gelijk. Tijdens mijn gegoogle kwam ik interessante cijfers tegen.
Jaarlijks lopen sporters in Nederland 3,5 miljoen sportblessures op, waarvoor in 1,4 miljoen gevallen medische behandeling gezocht wordt. Daarmee vormen sportblessures bijna de helft van de 3,1 miljoen medisch behandelde ongevalsletsels.
(Ik had u graag de bron gegeven van het bovenstaande, maar die kon ik niet meer terugvinden.)

Het ontbreken van de bron maakt me ook eigenlijk niet uit. Op dit moment grijp ik alles aan wat ook maar de schijn geeft met (goede) argumenten te benadrukken dat sport kloten is. Waar het vandaan komt, is niet interessant. Ik omarm iedere reden om te stoppen met sporten.
Ik begrijp dat ik mijzelf nu enorm tegenspreek. Dat is niet onverklaarbaar.

Het was niet mijn intentie om zaken die de sport in een kwaad daglicht zetten te omarmen. Eerder het tegenovergestelde.
Ik was zaterdagochtend begonnen met deze column, de eerste zin had ik zelfs al getypt:
van sport word je niet moe. (En had me voorgenomen om een olijke column te schrijven met de boodschap dat sport erg leuk is. Dat is al duizenden keren gedaan, maar in mijn hoofd had ik een interessante invalshoek gevonden.)

Echter, het was bij die eerste zin gebleven omdat ik geen tijd had om de bedachte column af te typen. Ik moest naar de sporthal om van daar te vertrekken naar een volleybalwedstrijd in Drenthe. (En ik had mijn tijd zitten verdoen met het doelloos spelen van potjes patience, maar dat terzijde.)

Het beloofde een mooie wedstrijd te worden. Tegen het betreffende team is het meestal leuk spelen. Veel emotie en sfeer. De tribune is altijd rijkelijk gevuld en het publiek luid aanwezig. Er zijn daar nogal wat wedstrijden gespeeld waarbij de sfeer behoorlijk grimmig en agressief was. Ik hou daar wel van. Hoe meer mensen tegen ons zijn, hoe beter ik speel.
Zo’n wedstrijd om naar uit te kijken en naar toe te leven.

Onderweg maakte ik nog wat aantekeningen voor de column die ik ’s avonds zou gaan schrijven. Ik was goed geluimd, had een leuke column bedacht en was onderweg naar een mooi potje volleybal. Het leven kan best leuk zijn. Dat die laatste gedachte zich in anderhalf uur tijd volledig kan omkeren, daar had ik eigenlijk geen rekening mee gehouden.

Over de wedstrijd zelf wil ik dan ook kort zijn. Binnen anderhalf uur werden we weggetimmerd. Werkelijk alles wat fout kon gaan ging fout. En niet een klein beetje, nee hoor, kans na kans werd op bijna professionele wijze verneukt. Een afgang die er niet om loog. Voor mijn gevoel nam de nabespreking meer tijd in beslag dan de hele wedstrijd.

Tja, en toen moest ik die column gaan afschrijven. ‘Van sport word je niet moe.’ Ik zie het staan op mijn scherm en herinner me wat voor een column ik wilde schrijven. Een positieve: sport is leuk.
Maar ik ga niet zitten liegen. Het enige wat ik uit mijn toetsenbord krijg zijn varianten op die ene zin. Van sport word je strontchagrijnig. Van sport word je doodmoe. Van sport is nog nooit iemand beter geworden. Dat soort dingen. 

Na zaterdagmiddag is alles anders. Sport is kut. Laat het gezegd zijn. Niet alleen volleybal. Sport in het algemeen. Ze moeten het afschaffen. Niet alleen omdat het eigenlijk helemaal niet zo gezond zou zijn, aldus Midas Dekkers. Of misschien wel. Maar het is meer dan ongezond. Het is strontvervelend, kan je hele weekend verkloten, kost zeeën vol tijd en je krijgt er helemaal niets voor terug en en en.

Als je googlet op waarom sport goed is vind je uitspraken als: Sporten verbetert je vermogen tot nadenken. Sporten geeft je een gevoel van welbehagen. Sporten en bewegen is gezond omdat het je stemming verbetert.
Het is allemaal niet waar. Sport is vreselijk en volleybal is de overtreffende trap.

Zo, dat is eruit. Nog één dagje mokken en dan weer trainen. Zaterdag winnen en dan aan de hele wereld vertellen hoe leuk sport is.