Ik ben weg

Had ik al verteld over mijn nieuwe woonplek?

Al enkele maanden geleden schreef ik een epistel over wat mijn eerste kamer had moeten worden. Dat ging uiteindelijk niet door, waarop ik de titel van het stuk wijzigde en in de reacties een update-column schreef. Eind mei kreeg ik opnieuw een aanbod, hetgeen ik ook ditmaal gretig aanpakte. Ik wilde er echter niets meer over schrijven, tot het contract getekend was – het leek ongeluk te brengen. Afgelopen woensdag was het zover, en werden de handtekeningen eindelijk gezet. Het betreft een kamer op een minuut of tien treinen van Utrecht, en evenzoveel minuten busafstand van Amersfoort, op honderd meter van het station en evenzoveel van de lommerrijke bossen van de Utrechtse Heuvelrug.

De weken ervoor had ik al noest ingepakt. In verhuis-, bananen- en chipsdozen verzamelde ik mijn hele hebben en houden in een hoek achterin de huiskamer. Ik stond versteld van de hoeveelheid zooi, meuk en troep die ik in twintig jaar bij elkaar heb geraapt. U ziet, ik kan niets weggooien. Als ik het weggooi, vervaagt de herinnering. Aan een bonnetje ergens in een schoenendoos met bonnetjes, met daarop 'Bijenkorf, 27 juli 2004', zit een lang verhaal vast met een mooi meisje erin. Dat wil ik niet vergeten. Een steen die niemand iets zal zeggen, zegt mij iets omdat ik 'm van de Akropolis opgeraapt heb. Met daar weer een lang verhaal achter. Goed, het punt is duidelijk. Hoop spullen.

Donderdag moest ik de hele dag werken, en had ik nog maar weinig geregeld. Ik wist dat een broer mee wilde helpen, maar had geen duidelijk plan. Hierover maakte ik me acht uur lang zorgen, waarna ik huiswaarts keerde en de familie de hele bliksemse bende al had geregeld. Niet alleen waren er twιι aanhangwagens beschikbaar, ook bleken veel familieleden graag te willen helpen. Opeens had ik twee leren fauteuils, bestek, borden, koffiekopjes, een Senseo, potten, pannen, lampen, gereedschap, toezeggingen zaterdag te helpen en ettelijke andere betuigingen van aanmoediging, steun en hulp. Mijn familie is haar gewicht in goud waard.

Zaterdag was de grote dag. Een dag eerder waren mijn vader en broer al druk bezig geweest met het leggen van linoleum in de nieuwe woonruimte, die bestaat uit een souterrain van vier bij acht, een trap met halletje en een berghok/logeerkamertje van 2,5 bij 3,5. Aangezien de kamer vroeger een garage was, zijn de muren witgeschilderd baksteen. Ik koos van dat zwart-wit geblokte dambordzeil, hetgeen de meeste mensen in een badkamer of keuken leggen. Er stond nog een bank die ik over mocht nemen van de vorige bewoonster, zij had er geen plek meer voor. Op de inventarislijst stond ook een koelkast, vet hendig. Al met al kon ik niet wachten om erin te trekken.

Verhuizen is eigenlijk een beetje als de eerste keer: het lijkt een hele klus, maar uiteindelijk is het zo gepiept. Al mijn shit werd in ιιn rit naar mijn kamer vervoerd. Mijn vader monteerde de schragen voor de boekenplanken op de muur, waarna ik los kon met het uitpakken van al die dozen. Pas als je van woonplek wisselt, realiseer je je hoeveel je van alles hebt. Ik heb twaalf meter boeken, drie meter dvd's, anderhalf platen, evenzoveel video's en cd's. Dat moest allemaal uit de bruine VERHUISDOOS-dozen, en op de planken. Hoewel de kamer om tien uur 's ochtends een anarchistische chaos was van dozen, meubels en plastic zakken, kreeg het rond vieren al echt vorm. De boeken, dvd's en platen stonden, de platenspeler was de eerste elektronica die ik aanzette, en met Mark Knopfler en Boudewijn de Groot als motivators schoot de rest ook enorm op.

Als je op jezelf gaat wonen, zijn er van die dingen die je van tevoren niet had kunnen voorspellen. Ik ging zaterdag driemaal naar de C1000, en gaf er in totaal ruim zestig euro uit aan de drie meest basale B's – brood, beleg, bier, alsmede dingetjes als koffiemelk, ketchup, oregano, eieren... telkens dacht ik een tientje af te moeten tikken voor een mandje van vijftien euro, twintig voor dertig – ik maakte terug op de kamer mijn familie wijs, dat ik blijkbaar in ponden dacht.

Om vijf uur werd mijn broertje gebracht. Die had als vijftienjarige zijn eerste echte werkdag erop zitten, bij een boer. Hij had de hele dag boerenklusjes gedaan, om twaalf uur warm gegeten, en was er helemaal lyrisch over. Eιn van mijn zussen meldde zich een uurtje later ook met haar man, die het bureau waar ik deze column aan zit te typen in elkaar zette. Dat moest wel, omdat ik zelfs de Ikea-salontafel al twee keer uit elkaar moest halen omdat ik het verkeerd had gedaan. Ik heb van alles van mijn vader geλrfd; muzieksmaak, wereldlijke interesse, haargrens, maar technisch vernuft of wiskundig vermogen zaten daar helaas niet bij. Ik stond echt helemaal achterin de rij toen de Heer bθta-skills uitdeelde. Na het noeste monteren reden ze langs de Chinees, zodat ik niet hoefde te koken. Ontzettend tof, en ontzettend lekkere babi pangang.

's Avonds was de meeste meuk uitgepakt of buiten het zicht gezet, en rustten mijn broertje en ik uit in wat die dag mijn woonkamer was geworden. Helaas was ik niet slim genoeg geweest om een kabel in te pakken voor de televisie, een scart voor de dvd-speler, een muis, een toetsenbord – behalve de platenspeler en een op de versterker aangesloten MP3 waren we die avond elektronica-loos. We lazen een paar tijdschriften, pestten, luisterden elpees en keken op de klok. Half tien. “Wat wil je doen?” vroeg ik mijn broertje, waarna ik meteen voorstelde: “Er is vlakbij een bos, we kunnen wel een stukje gaan lopen? Ik ben d'r nog niet geweest.” Dat vond hij een beter idee dan binnen zitten en een gat in het plavuis staren. We trokken de jassen aan en liepen de ιιn-na-langste avond van het jaar in. Ik kwam erachter dat mijn kamer in een behoorlijk dure wijk ligt, met overal villa's in de bossen verscholen.

Esthetisch genot alom.

Het bos bleek bezaaid met veelkleurige paaltjesroutes, fietspaden en bewegwijzering, hoewel de illusie van puur natuur voor een gemiddeld stadsmens als ik al opgehouden wordt als er een zooitje bomen staat. Bovendien houd ik wel van een bankje om de paarhonderd meter. De werkelijkheid is dat het overgrote merendeel van de Nederlandse natuur gecultiveerd is; ooit omgehakt en heringericht. Een aardrijkskundeleraar die ik ooit had claimde zelfs dat er in Nederland geen enkel stukje ιchte natuur meer te vinden is. Dat vond hij overigens niet zo erg, omdat het volgens hem goed liet zien dat Nederlanders verantwoord met de omgeving omspringen en een geweldig staaltje landschapsontwikkeling tentoonspreiden voor de rest van de wereld. Toen ik in Cyprus overal vuil op straat zag, halve steden die weg stonden te rotten, hele lappen grond ongebruikt en overwoekerd, begreep ik meteen wat hij bedoelde.

Maar het bos was mooi. Ik hou niet expliciet van natuur, maar ik ga het ook niet uit de weg. Een goede wandeling werkt reinigend. Nu het bos letterlijk om de hoek ligt, zal ik er zeker meer te vinden zijn. Door de ιιn-na-laatste avondschemering wandelden we naar een groot heide- en duingebied, waar tientallen vierkante kilometers haast Arabisch aandoende zandheuvels zich uitstrekken. Het was een prachtig gezicht, de Hollandse stapelwolken boven de boomgrens van onderen gelig belicht door de ondergaande zon, de voetsporen van twee broers in het zand, de inkomende duisternis. We besloten weer terug te lopen en kaartten thuis nog wat.

Al met al is het een geweldige kamer op een mooie locatie. Zondag – vandaag, maar gisteren voor de lezer – was het Vaderdag, en werden broer en ik om half twee door onze ouders opgehaald. De hele familie had zich bijeen verzameld – inclusief de zeven in het hier en nu ronddartelende, alsmede de drie aanstaande kleinkinderen. Mijn vader wilde zijn hele leven al eens motor rijden, maar door z'n grote harses kon hij nergens een helm vinden. Die was voor 'm geregeld, al zat-ie nog wat strak. Een toffe bedoening, maar toch klopte er iets niet. Ik wist niet hoe vaak ik een zulks al had meegemaakt; de hele familie bijeen, gezellig aan de koffie en taart, jolijt alom. Maar nu al mijn spullen twintig kilometer verderop stonden en de kamer waarin ik zeker een decennium bivakkeerde hol galmt, is thuis opeens thuis niet meer. Na negentien jaar wissel ik een slaperig christelijk dorpje in de Gelderse Vallei in voor een bruisende gemeente middenin de Utrechtse Heuvelrug. Vijftien kilometer van elkaar verwijderd, maar een wereld van verschil. A small step for man, a giant leap for Bertkind. Deze veertig vierkante meter is vanaf heden mijn batcave.

Ik weet nog niet zo goed wat ik moet doen. Ja, mensen uitnodigen en zo, de huur betalen, werken. Maar qua vorderingen in het leven zit het in mijn aard terug te blikken op de tijd die ik hiervoor meemaakte (mijn hele leven), de veranderingen in kaart te brengen, uit te schrijven, te documenteren. Ik weet het allemaal nog niet zo goed – terug van Vaderdag schrijf ik nu hondsmoe 's zondagsavonds laat dit braaksel, en voor nadenken heb ik nog bitter weinig tijd gehad. Maar dat komt wel. Ik ben van plan overal foto's te maken en aan alles een herinnering te krijgen. Ik ga morgen – vandaag voor de lezer – naar de VVV en het gemeentehuis voor foldertjes over de omgeving en de benodigde bevolkingsadministratieve perikelen. Ik wil een telefoon met een draaischijf. Een meisje. Een groots feest. Ik ga maar eens plannen maken. Tot volgende week.