Lentekriebels

Mijn rokje springt speels op, als ik bij het fluitje van de conducteur de trein in hop. Er zijn nog een paar plaatsen vrij in de drukke coupé. Normaal zou ik daar gaan zitten. Maar die klanken van een accoustische gitaar bewegen mijn benen naar het laatste vrije klapstoeltje.

Een plotselinge kalmte overvalt me. Jouw klanken vullen de ruimte met rust. De warmte van de cappuccino trekt door mijn handen, naar mijn armen, mijn schouders, mijn hoofd. Mijn hart. De wereld bestaat uit deze ruimte. Buiten raast het groen, grijs en blauw voorbij, maar hier binnen is het oranje. Jouw muziek is zachtoranje en je stem geeft een terracottabruin vertrouwd tintje aan het geheel. Pas als je stopt met spelen, begint een klein kind te huilen. Ik ontwaak, net als mijn medepassagiers.

Dit is onze tweede afspraak. Het kriebelt. Is het de lente, of ben jij dat? We wandelen over de paden langs het water. De zon werkt samen met de boomtakken en vormt een caleidoscoop van lichtvlekjes op jouw gezicht. De eerste knoppen zijn zichtbaar en een enkele ondeugende bloesem laat zich vrijelijk bewonderen. De bomen laten hun blanke jonge huid verlegen onder hun rok van takken zien, op de plaatsen waar de lagere takken gesnoeid zijn.

Nu zijn de lentekriebels overgegaan in zomerkriebels. De bast van de bomen is keurig meegekleurd en de eerste zijtakjes laten zich als ongewensd beenhaar brutaal zien. Het kriebelt. Jij wipt het vroege bijtje van mijn arm. We wachten op mijn balkon, tot de rozenvingerige dageraad onze geradbraakte uitgaanswallen weer kleur geeft.

De herfst valt in en met de bladeren dwarrelt ook onze liefde langzaam op de grond. We genieten nog even van de prachtige kleuren. De bruin- en paarstinten passen goed bij elkaar en de geel met rode bladeren benemen ons de adem. Zwijgend nemen wij elkaar in ons op. Je gitaarhanden helpen ons bijna door de winterse kou, maar je handen trillen, bevriezen, de muziek stopt. De wereld is grijs, wit, stil.

De eerste knoppen zijn weer zichtbaar in de bomen. De eerste bloesem staart verlegen naar de zon. Het kriebelt. Nu weet ik zeker dat jij kriebelt, want dat gevoel zit te laag voor de lente. De huisarts noemt het een souvenirtje. Om je te bedanken voor dat presentje, zet ik een roodfluwelen doosje voor je deur. Vlak voor ik aanbel, prik ik een condoom aan het middelste haakje van de muizenval. Als ik het op scherp stel, plaats ik voorzichtig de lage deksel terug. Ik bel aan. Om het hoekje wacht ik op jouw laatste muzikale tonen. De hoge C trilt in mijn richting. Dat is de laatste kriebel die jij me geeft.