Ik zoek nog steeds naar Eileen W.

Kennelijk had mijn intuïtie me niet bedrogen. Nooit eerder had ik iets van Leon de Winter gelezen en toen ik dat 'verzuim' goedgemaakt had, leek het er nog steeds niet op dat ik het werk van één van Nederlands meest bekende literaire auteurs ten onrechte veronachtzaamd had. Zoeken naar Eileen W. uit 1981 is één van zijn populairste boeken, het is zelfs verfilmd. Maar toen ik het definitief dichtgeslagen had, was ik niets wijzer. Natuurlijk, dat de roman het niet moet hebben van spannende verwikkelingen in het driestuiververhaal over ene Eileen, heb je als lezer al gauw door. Van het besef dat hetzelfde geldt voor de echte hoofdpersoon, een saaie antiquair in Londen, ben je ook al vlot doordrongen. Dat geeft niet, bij een liefhebber van een goed boek begint dan de verwachting juist te stijgen. Het kan niet anders of er liggen diepere betekenislagen verborgen, die zich weldra zullen openbaren.

Het verhaal zoals het zich op het eerste gezicht lijkt te ontrollen, is snel samengevat. Eenvoudig katholiek Noord-Iers meisje wordt zwanger van protestantse Noord-Ierse jongen wat, zeker in de jaren 80 van de vorige eeuw in Noord Ierland, stront aan de knikker betekende. Daar komen nog veel meer personages aan te pas die al even weinig kans hebben reliëf te krijgen in de beleving van de lezer. Naarmate ik vorderde in het boek, begon één vraag steeds harder om een antwoord te schreeuwen: Wanneer begint het nou echt? Pas helemaal op eind dus. Dan blijkt het verhaal over Eileen zich voor een groot deel in de fantasie van de saaie antiquair af te spelen. Grotendeels of misschien wel helemaal? Alles is mogelijk. Maar zijn rijke fantasie ten spijt, interessant wordt die antiquair er niet van. Misschien wel omdat die fantasie helemaal niet zo rijk is. Hij probeert het verhaal rond te krijgen zoals een boekhouder cijfers kloppend probeert te krijgen. Dat is het lastige van het verhaal, het wekt nauwelijks nieuwsgierigheid op naar de motieven van de antiquair om zich zo in te graven in het Eileenverhaal. Daar blijft hij veel te onbeduidend voor. Het zal vast wel te maken hebben met de op de klippen gelopen relatie van de antiquair, maar de tekst dwingt het niet af.

En dan de stijl. Het is een beetje Marsmans 'Denkend aan Holland zie ik brede rivieren, traag door oneindig laagland gaan'. De Winters eindeloze zinnen, in het correctst denkbare Nederlands, rijgen zich bladzijdenlang aaneen. Die zinnen, hoe lang en gesegmenteerd ze ook zijn, het lijkt wel alsof De Winter het erom doet, ze ontsporen nooit. Maar ze verstikken het verhaal als een gewatteerde deken. Elke scene wordt uit en te na uitgelegd en beschreven. Waren De Winters rivieren maar niet zo breed en stroomden ze maar niet zo traag. Waren het maar eens klaterende bergbeekjes of regenrivieren die in een paar minuten meters kunnen stijgen. Leon de Winters zinnen glijden traag langs me heen, zonder me aan te raken.