Het kerstgevoel van Ton Deuse

Zachtjes vloekend schoof Hij de deksteen opzij. Zijn zerk met opschrift: “Hier rust De Heer” viel daarbij met een doffe plof in het mos.
Motregen viel in Zijn gezicht. Plaats van handeling: Oud Eik en Duinen, zo’n plek waar je nog niet dood geboren wil worden. Eenmaal rechtop sloeg Hij het ongedierte van Zich af.
Dit was nou eenmaal het land van de wormen en maden.

Aan de overkant van het pad lag een vrouw over het graf van haar man gebogen. Aan wie ze snikkend bekende, dat zij een maand voor zijn dood een verhouding kreeg met zijn beste vriend Mario.
Plotseling hoorde zij een stem:
“Vrees niet, vrouw. Want uw man heeft zijn rust en vrede gevonden…”
Even was zij stil, maar aangemoedigd door deze stem bekende zij met hoorbare opluchting dat zij haar man met gedoseerde porties rattenkruid had vergiftigd, net nadat hij bij testament al zijn geld aan haar had vermaakt.
“Wel godverdomme!”, aldus de stem weer.
Geschrokken keek ze achterom.
“Niet schrikken, vrouw. Ik ben ‘t slechts: de Heer…”
De vrouw bekeek Hem van top tot teen. Plotseling realiseerde Hij Zich dat Hij niet echt op de gelegenheid was gekleed.
Het duurde dan ook geen seconde of ze begon in haar mobieltje te krijsen:
“Mario! Kom es uit de auto. D’r staat hier een viezerik achter me met alleen nog maar een doekie voor ze klote. Ik ken zo ze blote eikel zien hange…!”
Hij wilde nog uitleggen dat Hij niet besneden was, maar dat Hij na Zijn voorlaatste wederopstanding een iets te strakke facelift had ondergaan waardoor zijn voorhuid was verschoven, maar hondengeblaf bracht Hem op andere gedachten.

Door van de begraafplaats weg te rennen en in het water van de Loosduinseweg te duiken, was Hij aan Mario’s pitbull ontkomen. Na een tijdje te hebben gezwommen, sloeg de vermoeidheid toe. Hij besloot dan ook het resterende deel van de gracht te wandelen.
Nagenoeg onderkoeld strompelde Hij bij het Capitol Evangelie Centrum naar binnen. Hij kreeg amper de gelegenheid Zich voor te stellen.
“Je bent net op tijd om mee te doen!”, aldus een enthousiast Hallelujatype. Hij kreeg een doornenkroon met nummer 123 aangereikt en kon direct aansluiten in een grote rij wachtenden die er exact hetzelfde uitzagen als Hij.
Met stijgende verbazing las Hij op een spandoek: “Welkom bij de audities voor Djiesus Krijst –de Musical-”
Toen Zijn nummer werd afgeroepen, werd Hij een ruimte binnen geduwd, waar drie mensen met verveelde blik Hem op zaten te wachten.
“Nou, krijs dan, namaak-Jezus. We hebben niet de hele dag de tijd!”, werd Hem toegebitst door een pafferige plofkop die zich ‘Henkjan’ liet noemen.
Niet-begrijpend keek Hij om Zich heen, prevelde iets bezwerends en verzocht de juryleden een nipje van hun glas te nemen.
Schamper lachend voldeden ze aan Zijn verzoek.
“Ja, dat is wijn. Nou en?”
“Zojuist was dat nog water”
“Ja, tuurlijk joh, TieTaTovenaar! En ik ben een neger!”, aldus de albino in het jury-gezelschap.
Er volgde een kort beraad, met daarna de mededeling: “Wij zouwen nog niet op je spugen als je in de fik staat”. Om Hem vervolgens te verzoeken de ruimte te verlaten.
Nu ontstak Hij in grote woede:
“Weet je godverdomme wel wie ik ben?”
Maar hoongelach was slechts Zijn deel.
Niet herkend en niet erkend. Een beetje het verhaal van Zijn leven én van Zijn dood. Hij besloot een taxi naar het centrum te nemen.
“Leger des Heils graag”
Vragend keek de chauffeur Hem aan.
“Volg die ster, dan kom je d’r vanzelf”
“Welke ster?” klonk het kribbig.
“Nou die”, en Jezus wees voor zich uit.
“Zo, jij bent een lul de behanger. Die ster zit in m'n voorruit, klootviool!”
“Oh nou ja, beter een ster in je voorruit dan een voorruit in je ster”, klonk het weinig intelligent. Niet zo opzienbarend overigens, want als jonge jongen was Hij al niet zo heel erg bijdehand. Op Zijn schoolrapporten stond steevast te lezen: ‘Jezus moet nodig worden bijgespijkerd’.
Maar dát zou op latere leeftijd nog ruimschoots goed komen.

Bij het Leger des Heils werd Hij hartelijk welkom geheten.
“De Majoor houdt net een Kersttoespraak, dus je mot wél effe je muil houwe.”
Hij kwam in een grote ruimte terecht, waar veel types als Hijzelf waren verzameld: sjofel gekleed in lang geleden gewassen kleding en getooid met onverzorgde baarden en lange ongekamde haren.
Aan het woord een geüniformeerde Godsdienaar.
“Welkom in de opvang. Het is hier geen luxe hotel met roomservice. Je slaapt deze Kerst met z’n allen op een zaal. Kan lastig zijn. Maar houdt mekaar in ere. Dus als je net met een vleesvork 'vuile huigkluiver' in het strottenhoofd van je snurkende medemens wil gaan tatoeëren of je loopt met plannen rond om één van die kniftige zwervers aan ‘t biljart vast te spijkeren, bedenk dan dat het Kerstmis is. En dat de Heer ook door de Romeinen aan ‘t kruis is gespijkerd en dat Spijkermans toen zoiets dacht van: Jezus, heb ik weer!”
“Ja, precies!” Het flapte eruit, voordat Ie er erg in had.
“En wie ben jij dan, mijn beste?”, klonk het minzaam vanaf het podium.
Hij stapte naar voren en zei:
“De Heer! Mooie gedachte om dak- en thuislozen op te vangen op mijn verjaardag!”
“Zo, jij denkt zeker dat je Jezus bent.”, aldus een Heilssoldate.
“Inderdaad!”, zei Hij: “Én ik schijn heilig te zijn!”
Even was het stil, maar daarna barstte de hele zaal uit in één grote schaterlach.
Eén van de zwerverstypes ging om Z’n nek hangen:
“Jij bent een échte gozer. Want jij geeft ons heden ons dagelijks brood. Of hebbie gewoon een mooie deal met de bakker? Ik heb trouwens een auto te koop. Loopt net as jij op water!”
Weer lag de hele zaal dubbel van het lachen. Hierdoor aangemoedigd deed ie er nog een schepje bovenop: “Hij is ‘t écht, hoor. Hij stinkt zo ongenadig uit Z’n kruis, dattie de bruine ster van Betlehem wordt genoemd.”

Mismoedig en miskend verliet Hij het pand aan de Prinsegracht. Zonder doel slenterde Hij door Den Haag. De duisternis viel in. Mensen spoedden zich op deze kerstavond naar huis om zich op te maken voor het feest van het licht. Niemand die in Hem de Verlosser herkende.
Maar bij een bordeel in de Geleenstraat vond Hij eindelijk troost en erkenning. In wanhoop klopte Hij op de ruit van Natte Alie. Zij bleek de reddende engel, want zij riep uit:
“Jezus, ben je daar nou alweer?”