Hee, jij daar, met je meurende oksels!

Eerlijk gezegd dacht ik, dat er geen taboes meer bestonden in Nederland. Over seks wordt open en bloot gesproken, welke ingang je bij wat voor soort dan ook neemt. Tijdens de koffie met een stuk boterkoek passeren de taboeonderwerpen van vroeger gemakkelijk de revue. Ging het vroeger niemand aan hoeveel centjes pa per maand in zijn loonzakje kreeg, tegenwoordig wordt er met bruto en netto bedragen, schalen en treden gegooid alsof het niks is. Aan een jong gezin wordt rustig gevraagd of het de bedoeling is dat het gezin nog verder uitgebreid gaat worden in de toekomst, en als je langs de tv-kanalen zapt op een doordeweekse avond, dan kom je alles tegen op gebied van relatieproblemen, opvoedmoeilijkheden en complexen op allerlei gebieden. Zelfs schuldhulpverlening wordt zonder schaamte gepresenteerd.

Als het erop aankomt durf ook ik best een hoop te zeggen. Ik ben vrij direct, maar ben er nooit op uit om iemand te kwetsen. Wel heb ik een sterk rechtvaardigheidsgevoel en vind ik het soms nodig om mensen op zaken attent te maken.
Vooral beroepsmatig. Er is niks vervelender dan dat er over je gekletst wordt en jij bent je ondertussen van geen kwaad bewust. Aangezien ik niet wil dat dit mij overkomt zal ik het een ander dus ook niet aandoen.
Bovendien heb ik een functie waarin ook van mij wordt verwacht dat ik feedback geef op collega’s en stagiaires. En natuurlijk heb ik ook gesprekken met ouders, en dan moet ik ook wel eens dingen zeggen die voor ouders niet heel leuk zijn om te horen. Tja, dat hoort er nou eenmaal bij.

En hierin heb ik Het Taboe ontdekt. Ik kan vanuit mijn rol op mijn werk collega’s aanspreken op te laat komen, op niet-pedagogisch handelen, te lang lunchpauze nemen en ga zo maar door, maar er is wel iets dat ik onmogelijk uit mijn strot krijg.

Een paar maanden geleden kwam ze ons team versterken. Een invaller, die ons gedurende de zomermaanden zou komen assisteren. Ze kwam via een uitzendbureau, dus we hadden haar nog niet gezien toen ze bij ons kwam werken.
Ze was dik. Eigenlijk was ze heel dik, maar dat maakte mij niets uit. Als ze haar werk maar goed zou doen! Ja toch? Ze had meer haren op haar kin groeien dan ik op mijn hoofd heb  - en geloof me, ik heb lang haar! -  maar goed, misschien had ze een of andere ziekte waar ze medicijnen voor moest slikken met deze nare consequentie. Ik zou die haren laten harsen, maar dat is een ander verhaal. Zij liet ze welig tieren, en ach, dat is niet iets, waar ik me mee moet bemoeien. Toch?
Ze droeg vreemde kleren. Ook voor vollere vrouwen is prachtige kleding te koop, maar zij droeg wijde broeken met elastiek in de tailleband en korte truitjes. Niet heel charmant. Maar goed, smaken verschillen. Toch? Al kom je hier wel in het schemergebied van representatief zijn op je werk. Maar ach, ze kwam maar tijdelijk…

Er werd wel een beetje om haar gegniffeld. Ze had een harde stem en knuffelde de kinderen plat. Ze deed erg haar best, een beetje over de top zelfs, en was bijzonder collegiaal. Zodra er hulp nodig was, dan sprong zij in. Er was alleen één groot probleem; ze stonk verschrikkelijk naar zweet. Zo erg, dat je een stap achteruit deed als ze in je buurt kwam. ’s Morgens al, als ze binnenkwam dan kwam de lucht van 120 kilo uien in het kwadraat je al tegemoet.
Oké, het waren best warme weken, in die zomermaanden. Ook ik kwam ’s avonds uit mijn werk met het verlangen naar een lekkere douche. Maar zij hield haar kleren dagen achter elkaar aan en kwam al stinkend binnen.

Wat doe je dan? Ik zal het u maar eerlijk opbiechten. Ik deed niks. Nam het me voor, om er nu eens wat van te zeggen, bedacht op weg naar mijn werk al wat ik zeggen zou, maar kreeg het, als puntje bij paaltje kwam, mijn strot niet uit. Hoe moest ik nou zoiets formuleren? “Zeg, ik vind je een aardige meid hoor, maar je, eh, je ruikt nou niet bepaald fris”? Of: “Wist jij dat Dove tegenwoordig ook deodorants maakt? Weet je überhaupt wat deodorant is”?

Collega’s klaagden ook en vroegen aan mij: “Kan jij er niet eens wat van zeggen tegen haar?” Het lukte me echt niet. Toen ze de kinderen steeds weer plat knuffelde, óók als kinderen lieten merken hier niet van gediend te zijn, kon ik dat wél tegen haar zeggen. Maar hier ging het om het pedagogisch belang.
Toen ze een paar keer achter elkaar te laat was gekomen, vond ik het ook geen moeite om haar hier op aan te spreken. Je moet je nou eenmaal houden aan de werktijden, punt uit.

Maar haar aanspreken op persoonlijke hygiëne lukte me dus niet.

Een tijdje terug had ik een oudergesprek. Ik vertelde honderduit  aan de ouders over de al goed ontwikkelde sociale vaardigheden van hun kind, de geweldige motoriek, de sterke verbale ontwikkeling, maar ik had nóg een aantekening gemaakt, die ik steeds laf wist te omzeilen. Want het kind kwam ’s morgens niet bepaald schoon op het kinderdagverblijf. Soms nog met de luier van de nacht om z’n gat, opgedroogd spuug op z’n wang, pindakaas om z’n mond, en zijn haren een warrige klittenbende. Ook had ik geen reservekleertjes van de ouders gekregen zodat ik het kind steeds reservekleding mee moest geven van ons, en die vervolgens niet meer terug kreeg. Het lukte me niet. Deze aardige, ietwat chaotische ouders, die zichtbaar veel van hun kind hielden, aanspreken op de hygiëne van hun kind. Uiteindelijk heb ik alleen om de reservekleding durven vragen, en heb ik de rest van het verhaal maar laten zitten.

Soms kan ik jaloers zijn op kinderen. Om hun eerlijkheid. Want hoe zouden zij het oplossen?
“Gatsie, jij stinkt.”
“Nou écht niet!”
“Echt wel!”
“Je stinkt zelf.”

Kijk, dan is het probleem nog niet echt opgelost, maar je hebt het in elk geval bespreekbaar gemaakt. En wat doen wij als volwassenen? We leren kinderen deze eerlijkheid af.
“Dat mag je niet zeggen, Floortje, dat is helemaal niet aardig om tegen iemand te zeggen dat hij stinkt.” Nee, aardig is het niet, maar als het nou de waarheid is?

Wat zou het toch heerlijk zijn, om net als kinderen dit soort penibele zaken aan elkaar te kunnen benoemen.
“Hee, jij daar, met je meurende oksels, wil je ook een biertje?”
“Ja, maar ik drink het hier op, want jij stinkt me teveel uit je bek!”
“Prima! Ik kom ook liever niet in jouw buurt!”
“Oké! Nou, proost dan maar!”

Wat zou de lucht dáár van opklaren! En eindelijk begin ik de ware betekenis van het spreekwoord: ‘Zachte heelmeesters maken stinkende wonden’ te begrijpen…