Goodbye, my lover (deel 23)

Vorige aflevering: http://frontpage.fok.nl/column/9272/1

Manon en ik hebben de vreemdste theorieën al de revue laten passeren. Maar we komen er echt niet uit. Misschien heb ik een blinde vlek, maar ik kán me gewoon niet voorstellen dat Tim een of andere charlatan is. Hij is niet geraffineerd en als ik ergens van overtuigd ben, dan is het wel van zijn liefde voor mij. Ik kijk naar Manon, die met een diepe frons in haar voorhoofd zit na te denken. Dan zie ik haar gezicht ineens opklaren. Lachrimpeltjes verschijnen rond haar ogen, kuiltjes in haar wangen en ze grijst me breed tegemoet. “Lidewij, ik denk dat ik het weet. Er zijn gewoon twéé Tims! Jouw Tim op Curaçao, en een andere Tim in Tims huis! Kom op, we rijden gewoon nog een keertje langs.”
“Maar als het nou wel zo is?” zeg ik, met een angstig stemmetje. “Dat mailtje kan ook net zo goed vanuit zijn huis verstuurd zijn. Ik moet er niet aan denken dat hij echt bij die vrouw hoort.”
“Dat begrijp ik wel,” sust Manon, “maar je gaat nu toch achter de waarheid komen. Je moet toch weten wat er aan de hand is? Je kunt nu wel een mailtje terug sturen, maar Tim kan volhouden dat hij in Curaçao zit. En jij blijft maar piekeren of het echt wel zo is! Kijk, ik kan je niet dwingen, maar ik zou het wel weten. Moet ik anders gaan?”

Ik denk even na. Wat ben ik toch goed in struisvogelpolitiek! En inderdaad, Manon heeft gelijk. Vroeg of laat kom ik er toch wel achter, sterker nog, als ik nu niets doe dan blijft het alleen maar aan me knagen. Kordaat sta ik op. “We gaan,”  zeg ik kort. “Yes!” roept Manon enthousiast, “way to go girl!” We geven elkaar een high-five en even later rijden we dezelfde route als die van vanmorgen.

“Zul je net zien dat er niemand thuis is,” zeg ik, als Manon haar auto weer op het zelfde plekje parkeert. Ik heb het koud, moet steeds geeuwen, en kan mijn knieën bijna niet in bedwang houden, zó trillen ze. “Het komt wel goed,” zegt Manon, en geeft me een geruststellend knipoogje.
Als ik aanbel, zwaait de deur meteen open. Een vrolijk gezicht lacht ons tegemoet. “Dames! Wat kan ik voor jullie betekenen?” Ik schraap mijn keel en vraag schuchter: “Eh, heet u misschien Tim?” Mijn hart klopt in mijn keel. Wat een stomme vraag, wat moet die man van me denken? “Ja, ik ben Tim. Maar ik ken jullie niet, ben ik bang…”  Hij kijkt ons om beurten aan, kennelijk diep gravend in zijn geheugen, wie wij ook alweer zijn. Manon neemt het woord. “Uw vrouw deed vanmorgen de deur open, en wij kwamen voor Tim. Eh, de vorige bewoner Tim, haar vriend. Kent u hem?” De man begint te lachen. “O, dat verklaart een hoop. Mijn vrouw was al stomverbaasd, dat u ineens verdwenen was. Ach, arme meid, jij dacht natuurlijk dat jouw Tim een ander had!” Ik knik. Tranen wellen op in mijn ogen. Wat goed, dat we toch maar even langs zijn gegaan!
We babbelen nog wat, en dan gaan we weer naar huis. In de auto praten we er over door. Dit misverstand wil ik zo snel mogelijk vergeten. Als ik zo thuis kom wil ik het mailtje van Tim nog eens even op mijn gemak lezen. Wat schreef hij nou ook alweer precies? Ik was te geshockeerd  geweest door de gedachte dat Tim helemaal niet op Curaçao zat, maar met zijn vrouw in zijn huisje, om de tekst van zijn brief volledig tot mij door te kunnen laten dringen.

Als we weer thuis zijn, lees ik zijn lieve brief nogmaals. Ik mis hem verschrikkelijk. Maar ik kan toch onmogelijk naar hem toe? Als ik dit uitspreek, kijkt Manon me hoogst verbaasd aan.  “Ik zou niet weten waarom niet,” zegt ze. “Je hebt verschrikkelijk veel meegemaakt, je hebt je vriend weer terug en keihard nodig, hij biedt je een vliegticket aan en een gratis verblijf bij zijn tante -dus voor het geld hoef je het ook niet te laten- en je school begint pas weer in september.
“Maar hoe moet het dan met het huis? En met mijn vader? Hij vertelde me ook, dat mijn echte moeder me heel graag wil ontmoeten. En mijn broer en zussen. Ik kan nu toch onmogelijk weg?”
“Dat huis kan ik regelen. En dat wil ik met alle liefde voor je doen.Trouwens, je hoeft toch niet meteen vandaag te gaan! Tim moet de reis nog voor je boeken, dus je kan best afspreken dat je over twee weken gaat, of zo. Je kan dan je vader nog bezoeken, eventueel je echte moeder en haar andere kinderen, tijd zat. Ik vind echt dat je moet gaan, Lidewij. Dat is ook goed voor jullie relatie. Elkaar op zo’n prachtig tropisch eiland weer ontdekken. Mooier kan toch niet? Ik vind, dat je nu in eerste instantie aan jou en Tim moet denken. Ook voor hem. Ondanks het feit, dat ik het wel begrijp, is jullie relatie alleen nog maar vol problemen geweest. Nu wordt het tijd voor onbezorgd genieten. En je gaat nu niet uren na zitten te denken, zeg gewoon ‘ja’ !”

Ik moet lachen. “Ja!” roep ik. “Ja!” We maken een rondedansje door de kamer en ik schrijf meteen een enthousiaste liefdevolle mail naar Tim. Ik schrijf niets over de naamsverwarring;  dat vertel ik hem liever persoonlijk.
Een half uur later gaat de telefoon. Het is Tim.
“O schat, je komt dus echt? Ik hou zoveel van je!”
“Ja Tim, ik kom echt. Ik mis je, ik hou van je, ik wou maar dat ik bij je was!”
“Ik ga het regelen meisje, ik ga het regelen. Het komt allemaal goed!”

Die nacht slaap ik onrustig en droom over van alles. Over een schitterend tropisch eiland, met blauwe luchten en een diepblauwe zee. Maar het mooiste blauw zijn de ogen van Tim.

Wreed word ik gewekt door mijn mobieltje dat op mijn nachtkastje ligt. Zonder te kijken wie het is neem ik de telefoon op. “Met Lidewij,” zeg ik met een slaperige stem.
“Lidewij. Sorry, dat ik je bel, maar ik moet je dringend spreken,” zegt een onbekende, zenuwachtige vrouwenstem.
“Met wie spreek ik?” vraag ik gespannen. Wie is dit? Wat moet ze?
“Lidewij, ik had me ons eerste gesprek anders voorgesteld, maar het kan even niet anders. Je spreekt met je… je moeder. En ik moet je wat vertellen.”