Dat zeg ik, koffie

Go away from my window
Leave at your own chosen speed
I'm not the one you want babe
I'm not the one you need


Zoals altijd als mijn dag begint, gaat de wekker. Ik klik de Bangles weg, slaap weer vijf minuten, klik weer de Bangles weg, ben toch wakker geworden en ga slaperig achter mijn computer zitten om even het nieuws mee te pakken. Gek: het is al negen uur, en nog geen nieuwe FP-berichten. Ik wandel rustig naar beneden in mijn badjas en smeer een broodje. Ik heb vandaag geen verplichtingen, maar heb afgesproken met een vriendin in Utrecht om twee uur. FOK! stelt me danig teleur door om tien uur nog steeds geen ochtendnieuws te posten. Ik kleed me aan en klaag in het nieuws-crewtopic over de afwezigheid van berichten. De krant is ook al niet bezorgd, en het is te laat voor Jan de Hoop. Na nog een uur genikst te hebben met niet veel meer dan een boek, koffie en veel sigaretten trek ik mijn jas aan om de bus te pakken.

Het is rustig op straat, maar door mijn mp3-speler hoor ik toch al nooit de geluiden der maatschappij. Ik ga in het bushokje zitten en steek een sigaretje op. Het is een graad of vier, de wind snijdt en de zon schijnt waterig op me neder. Ik haal mijn boek tevoorschijn, kijk hoe laat het is en merk dat de bus al een paar minuten te laat is. Ik kijk om me heen om te zien of-ie in de verte aan komt rijden, maar zie niets. Iets klopt niet, maar ik kan mijn vinger er niet op leggen. Ik kijk nog eens goed. Ja! Er rijden geen auto's! Normaal gesproken rijdt er elke tien seconden wel een auto voorbij op deze provincieweg, maar ik zie er geen een. Vreemd.

Een kwartier later heb ik nog steeds geen auto gezien. Noch enige andere verschijning van mensen of hun vehikels. Een licht gevoel van onrust bekruipt me en ik besluit de winkelstraat in te lopen om een krant te kopen. Na twee minuten lopen ontwaart de sliert winkels zich, maar duidelijk is dat ze alle nog dicht zijn. Ik vraag me af of het zondag is. Mijn mobiel zegt maandag, en Samsung heeft altijd gelijk. Het is kwart voor twee, ik loop al zeker een half uur buiten en heb nog geen mens gezien. Is er een soort middagklok ingesteld en heb ik het gemist? Is het gehele land op vakantie? Is iedereen onzichtbaar? Of zien ze mij niet?

Ik versnel mijn pas. Klop op de dichte rolluiken van Albert Heijn. “Hallo?” Geen wederhoor, behalve de weerkaatsing van mijn stem tegen het tegenover gelegen bejaardentehuis. Nu pas realiseer ik me dat het doodstil is. Af en toe hoor ik een blad ritselen door de wind, of een vogel tsjilpen, maar dat is het wel. Het lichte gevoel van onrust is omgeslagen in chaotische paranoia. Ik ben graag op de hoogte van dingen, maar het massaal dicht gooien van winkels, verbieden van auto's en binnenblijven van mensen heb ik gemist. Na nog wat winkels geprobeerd te hebben loop ik terug naar huis.

Ik bel de vriendin om te vertellen dat de bus niet reed. Ze neemt niet op. Thuis is mijn moeder nog niet terug van haar werk, hetgeen raar is omdat ze altijd alleen 's ochtends werkt. Op FOK! is er nog steeds geen nieuwsbericht verschenen en op mijn geweeklaag heeft niemand gereageerd. Ik klik op mijn column. Nul reacties, één view. Langzaam voel ik mijn hartslag versnellen. Ik trek mijn jas weer aan, loop de straat op en schreeuw. “Is daar iemand? Hallo? Is anybody there?” Ik krijg een Titanic-flashback, moet even grinniken, hervat mijn panische schreeuwen weer. Ik bel ondertussen mijn vader, moeder, zus, vrienden. Viermaal voicemail. Vijfmaal. Zes. Ik loop weer naar binnen en besluit te wachten.

In de avond de hondjes eten gegeven, die zaten te piepen van de honger. Niemand neemt op. De tv geeft de programma's weer, maar nieuwszenders en actualiteitenprogramma's vallen terug op testbeeld. Ik realiseer me dat ik alleen ben. Volledig alleen. Er is helemaal niemand, nergens. Op TMF komen geen irritante sms-berichten voorbij. Op FOK! staat de teller op 2 views, nul reacties. Geen nieuws van het westelijk front. Tegen achten valt de elektriciteit uit. Ergens in de verte brandt er iets, maar niemand blust. Lichte motregen komt uit de donkere avondwolken en de straatverlichting schiet niet aan. Ik ben alleen op de wereld en ik heet geen Remi. Iedereen die ik ooit lief had is zonder een spoor achter te laten vertrokken, weggezipt, opgestraald, ingegraven, opgelost. Plus de buschauffeur, de AH-manager, de FOK!crew, de buurvrouw.

Twee dagen later doet de kraan het niet meer en heb ik heel FOK! volgespamd met maniakale lappen tekst over het eind der tijden. Ik ben met de auto naar Utrecht gereden -nog een hele opgaaf voor iemand die nog nooit achter het stuur heeft gezeten- en heb overal familie opgezocht. Er is niemand. Nergens. Ik heb ingebroken bij de Gamma, en het alarm ging af. Ik wachtte een uur, hopend op politie. Niets. Ik rij naar huis en schrijf een kort briefje dat niemand zal lezen, spijker een spijker in het trapgat, knoop het Gamma-touw vast, mompel schor “dat zeg ik!”, hang mijn hoofd in de lus, prevel weifelend “hier kom ik aan, God!” en laat mezelf vallen.

Bádend in het zweet, naar mijn nek grijpend met beide handen, word ik wakker. Bangles. Eternal Flame. Mijn hart klopt als een bezetene en ik ren als de gejaagde wind, een haas en een Keniaan samen naar beneden. Mijn moeder zit het AD te lezen achter een kopje koffie en ik vlieg haar om de hals. “Jongen, is er iets?” “Mam... ik ben nog nooit zo blij geweest met u. Dank u. Dank u voor bestaan. Ik kan niks alleen.” Ze kijkt me fronsend aan, glimlacht en loopt de keuken in. “Koffie?”


November 2007