13. Uitgescheten

Een kerstcadeau van de FOK!-columnisten. Voor jou. Veertien columnisten hebben zich op een estafette gestort, die je deze kerstdagen fijn kunt lezen, al dan niet onder de kerstboom. Een avontuurlijke reis door de creatieve geesten van onze vaste columnisten. Deel 1 lees je hier.

Arnohari's columns“Ik heb het helemaal gehad met jullie, de media, Geer, de FOK!-columnisten, Patries en tieten.” Het postuur klopt en ook de blonde krullen zouden van mijn ouwe Prins Bernhard kunnen zijn. Toch is dit niet mijn vader. “Geer, we moeten nu praten”, roept de ietwat mollige man in ook een glittertjesjas. Dit is duidelijk niet de supermarktmanager die volgens de gemeentelijke administratie dezelfde achternaam draagt als ik. “Dommelsch… Waar is mijn Dommelsch…?”, mompelt het vieze mannetje met het plastic kuiken. “Hou toch eens op met je Dommelsch”, roept Lappie geïrriteerd. “Ik probeer na te denken”. De man in de deuropening begint te shinen: “Al ik weet niet hoeveel columns gaat het over Geer. Hij krijgt alle aandacht en ik word niet eens genoemd. Ik heb een zwaar jaar gehad. Moskou was een fiasco...” “Hé, dat is een mooie zin. Die moet ik onthouden voor mijn literatuur voor 2010”, roggelt Lappie terwijl hij een pluk grijze haren op de grond spuugt. “Ssst, ík ben aan het woord. Mijn jaar was rotter dan de geur van de vis die jullie verkopen in die supermarkt. De media hebben me gepakt en doormidden gezaagd. Ik ben uitgescheten.”

“Dus dat is wat we nu al twaalf kerstcolumns ruiken?”, roep ik op een bijna voldane toon. “Maar, beste Gordon, weet u waar mijn vader is?” “Wel godverdomme! Het gaat over mij nu, deze column. Ik krijg de aandacht. En jij vraagt naar je vader? Zo gaat het nou al een jaar. Ik word stelselmatig genegeerd of zwartgemaakt.” Gordon neemt een snuif wit poeder op de schouder van één van kleerkasten die rustend op een kratje Dommelsch geniet van een kopje koffie. Hoe hij aan die koffie komt is me een raadsel. Dat zo’n vechterstype überhaupt rustig kan zitten na zo’n opwindend avontuur is me een nog groter raadsel. “Hey jij bent een lekkertje. Wow, de flesjes Drommelsch beginnen te dansen…dansen…dansen op de maaa-a-a-a-aaaan”. Gordon valt over een denkbeeldig flesje. Met zijn hoofd belandt hij tussen de benen van Gerard. “Ach meid ik heb er de kracht niet meer voor”, brult Geer. “Ik ben verguisd door jou en nu wil je het zo goedmaken, in het bijzijn van half Apeldoorn? Stank voor dank, vieze ouwe nicht!” “Let’s go outside…where mmm, the iiii, blalalala”, neuriet Goor met een smile op zijn gezicht. De onverzorgde bierzuiper krijgt het voor elkaar om om te staan. “Tis mooi geweest met die George Michael rip-off”. Hij propt zijn rubberen kip in Goors orale ontvangststation. De Topper sabbelt wat en valt in slaap.

Nog steeds weet ik niet waar mijn vader is. Nou moet hij wel vaker ‘overwerken’, maar toch niet op Kerstavond?

Ook oma ziet het diner op eerste Kerstdag veranderen. “Vroeger hadden we met Kerst bloembollen en als we geluk hadden, een snee brood met boter”. “Oma, vroeger is geweest. Het is nu 2009 en de wereld is veranderd. Nu hebben we haringschaamhaarhartjes en brulbuffelbiefstuk badend in majorettemayonaise. Daarna een padvinderspudding met chocoshock en koffie met Amaretto de la Touret na. Waarom? Omdat we het ons kunnen veroorloven. Omdat jouw schoonzoon een goede baan in de supermarkt heeft. Jouw schoonzoon, de man die u eerst niet wilde accepteren omdat hij maar een vakkenvuller was.” Oma: “Geef mij maar gewoon piepers met groente en een slavinkje. Al die luxe is toch nergens voor nodig.” Moeder geeft bijna per ongeluk de ware reden van dit exclusieve diner: “Ik kwam Marjolein gisteren tegen. Zij en Lodewijk eten lamsslabbertjes in parkietenballenbolognese, een castratiecarpaccio van everzwijntwijgjes en antilopeplockworstjes in tijgerbalsembavarois. Dan kunnen wij toch niet achterblijven?” “Dus daarom eten wij die nouveau-riche-troep”, schreeuwt oma terwijl haar gebit in het apenappelsapaperitief plonst. Moeder smijt de kan met majorettenmayonaise op tafel. “Waar is de vetbak? Zijn er al frikandellen gehaald?”

Alle aanwezigen lijken zich neer te leggen bij de situatie. Minuten gaan voorbij in een soort status quo. Iedereen kijkt elkaar aan. Niemand neemt initiatief. Niemand spreekt, niemand handelt. Alleen Gordon mompelt af en toe iets in zijn slaap. Dan, ineens klinkt er weer een knal. Niet de deur gaat open maar een deel van het systeemplafond komt naar beneden. Als het stof is gaan liggen, zien we in het midden van de kille en nog steeds stinkende ruimte een schaduw.

De slotaflevering lees je hier.