Warmte, Irakezen en volle portemonnee's

De lente brak aan. De felle zon scheen op de stenen van het perron. Mensen zochten plekjes om te gaan zitten en menig jas ging uit. Het is op zo'n dag altijd moeilijk je in te denken hoe koud je het had toen het nog winter was. Dat je handschoenen, een sjaal en je dikste jas aandeed om je te wapenen tegen de ijzige kou.
Zo heb ik altijd dat ik in de winter wil dat het zomer is en in de zomer wil dat het winter is. Het is ook zelden goed bij mij.
Toch stond me dit weer wel aan. Ik hoopte dat het nog lang dit weer zou blijven. Net zoals ik dat vorig jaar, het was rond koninginnedag, had gehoopt. In die periode zat ik in Den Haag, ik ging er naar toe om koninginnedag te vieren samen met mijn zus en haar vriend. Het was ook zo'n zonnige dag, zo'n dag waarop iedereen de parasol, koelbox en de kinderen meeneemt, om daarna uitgebreid op het strand te gaan liggen.
De binnenstad was bezaaid met mensen. De terrasjes zaten propvol en de bedienden konden de drukte nauwelijks aan. Overal stonden er kraampjes en speelden er bandjes. Een gezellige drukte, zoals dat heet.
Ik herinner me dat er bij het binnenhof een kermis was, met een enorm reuzenrad. We stonden ongeveer een kwartier in de rij en waren al helemaal voorbereid op een heel hangkarretje voor ons alleen, toen er plotseling een Irakees bij ons in het karretje werd geduwd.
'Wilden we dat wel?' Ging er door ons heen, maar ach, wat kon ons het schelen?
En zo hingen we dik 20 meter boven den Haag met een Irakees.
"Mooi hé?!" Vroegen we hem, hij lachte vaag terug. "Mooi!" Zeiden we nog eens ter verduidelijking tegen hem, maar het enige wat ik af kon lezen van zijn gezicht was: "Ik weet niet wat ze zeggen, maar ze lijken me wel aardig."
Het was dus duidelijk: we hingen 20 meter boven Den Haag met een Irakees die geen woord Nederlands verstond. We gingen zo'n drie keer rond en bleven natuurlijk helemaal bovenin steken. De rest van de dag zat de sfeer er goed in en zoals het wel vaker gaat als de sfeer er lekker in zit, dan ga je overmoedig worden en stap je zo de eerste de beste winkel in opzoek naar kleding.

De winkel die we binnenstapten was eigenlijk één grote berg kleding. 'Zoek maar uit, alles voor een habbekrats!' Tientallen vrouwen liepen te graaien tussen de rekken en de hele vloer lag bezaaid met iets dat ooit een broek of een trui was.
We zochten leuke kleding uit, gingen het passen, om daarna tot de conclusie te komen dat het toch niet zo erg leuk was als we in de eerste plaats hadden gedacht. En dus liepen we zonder kleding, maar met een volle portemonnee de winkel weer uit.