Gedumpt door je mobile

Het viel me op dat zijn stappen precies in de twee rijen tegels pasten. Telkens opnieuw pasten ze precies en toen ik nieuwsgierig naar de man z'n gezicht keek, keek hij mij recht aan alsof hij wist waarom ik zijn voetenwerk zo aandachtig geanalyseerd had. Op het moment dat deze man mijn raam al voorbij was gelopen, kwam er een jongeman tegenover me zitten. Het kon me eigenlijk weinig schelen wat voor jongen het was en dus bleef ik door het raam naar buiten kijken.

'Hoe vreemd is het dat zoveel mensen allemaal onderweg zijn', dacht ik. Twee peronnen verderop stonden mensen ongeduldig te wachten. Geen wonder, het was ijskoud. De trein is dan een behaaglijke plek waar je bevroren tenen en neus langzaam smelten kunnen. Behalve als de verwarming kapot is, dat heb ik één keer meegemaakt. Het was 's ochtends half 8. Bevroren stapte ik de trein in en bevroren stapte ik er weer uit. In de trein had ik met mijn handschoenen aan gezeten en was de damp van mijn adem als witte rook m'n mond uitgegaan. Gehoopt had ik op een waardebon voor een warme bak thee, maar helaas niets van dat alles.

En daar zat ik weer, zoals elke dag in de trein op weg naar huis. De hoge tonen van een mobiele telefoon deed de mensen in de betreffende coupe opschrikken.

"Hallo met Suus, ja ik kom eraan. Nee, ik weet het nog niet, maar niet als het slecht weer is zoals nu, nee dan ga ik vanavond niet hoor, ja dan weet je dat. Hé? Wattuh? Nee, dan weet je dat alvast. Niet met dit weer, Doei!"

En dat was het gesprek waarvoor ze een mobile had aangeschaft, om voortaan steeds voor lul te staan als dat ding afgaat.

De jongen keek me aan en lachte om het oninteressante gesprek van Suus.

Zo zat er laatst een meisje van amper 14 jaar in het bankje naast mij. Het was niet zomaar een meisje, nee het was een meisje met een hoog eigendunk gehalte. Een onzeker jongetje ging tegenover haar zitten. Ze zeiden 'hoi' tegen elkaar en minuscule flarden gesprek volgden. Er viel een stilte, die na ongeveer 10 minuten aanhield, toen ik, halverwege de treinreis, plotseling een elektronisch geluidje uit haar veel te dunne tas hoorde komen. Met bevende handen maakte ze de gesp van haar tas los, haalde de knoop uit het koord dat haar tas bij elkaar hield en uiteindelijk kwam er een mobiele telefoon in een bescherm hoesje uit. Ze was duidelijk bang geweest dat er krasjes op het fel begeerde communicatiemiddel zouden komen of dat er zich kruimeltjes en zandkorreltjes zouden ophopen tussen de toetsen. Ze drukte een knopje in en sprak overduidelijk met haar moeder. 'Nee, ik kom eraan" zei ze...

Het 'off-knopje' werd zo snel mogelijk ingedrukt, beschaamd stopte ze het telefoontje weg en met één hand voor haar mond zei ze, met gespeelde schaamte: 'O, ik vind het altijd zo erg als dat ding af gaat.'

Het jongetje keek nietszeggend uit zijn ogen. Even had ik het idee gehad, toen hij de coupe binnen stapte dat er iets van verliefdheid te bespeuren viel bij het ventje, maar door het telefoongesprek was de blik in zijn ogen dof en leger dan ooit geworden. Het mobiele meisje, dat stiekem overal en altijd bereikbaar wilde zijn, had het verprutst...