De nullijn

'Zit u zo goed, mevrouw Van Veen? Zal ik een kopje thee voor u maken?' Lisa heeft net de oude mevrouw Van Veen uit haar bed op de stoel geholpen. Dat viel niet mee, want mevrouw Van Veen is weliswaar vrij mager, maar je kunt net zo goed een lappenpop van zestig kilo uit bed proberen te helpen, dan heb je het waarschijnlijk nog makkelijker. Mevrouw Van Veen werkt eerder tegen dan mee.
'Nee! Ik blief geen thee. Dat weet je toch? Ik kan niet tegen thee. Ik drink nooit thee.' Mevrouw Van Veen kijkt haar hulp aan met een bitse blik. Lisa laat het maar. De oude dame is weer recalcitrant en natuurlijk weet ze wel dat ze vaak thee drinkt; ze heeft beslist nog geen Alzheimer. Lisa heeft echter geen tijd om met mevrouw Van Veen te gaan discussiëren, want ze moet door. Er wachten nog andere klanten en anders haalt ze haar targets niet.

Hans neemt voldaan een slok van zijn biertje. Hij kijkt op een geslaagde actie terug.
Vanmorgen vroeg was er een brandalarm. Een eengezinswoning stond in brand. Toen ze met de brandweer ter plaatse kwamen, had het vuur al flink om zich heen gegrepen. Gelukkig waren de bewoners op tijd wakker geworden omdat hun brandmelder afging. De hoge tonen hadden hun werk gedaan en de mensen gered van de verstikking. Ze stonden samen met veel buurtbewoners op straat naar hun brandende huis te kijken.
Het bluswerk was net begonnen toen Hans vanuit zijn ooghoek een man snel richting het huis zag lopen. Die man begon te schreeuwen dat Moppie nog in huis was. Hij rende in paniek naar de voordeur en wilde daardoor naar binnen. Hans kon de man nog maar net inhalen voordat deze de voordeur ging openen. Hij pakte de man om het middel en trok hem de voortuin in. De man schold en tierde, maar Hans hield hem stevig vast en verhinderde zo dat hij de voordeur zou hebben geopend. Later heeft hij de bewoner uitgelegd dat je nooit gewoon een deur mag openen als er brand is. Als de deur wordt geopend, kan daardoor de brand naar buiten slaan en dan verbrand je levend. Moppie bleek trouwens buiten te zijn geweest toen de brand uitbrak, want even later viste het vrouwtje van Moppie hem uit een voortuin. Dolgelukkig waren zij en haar man. Alles waren ze kwijt, maar Moppie leefde nog. En de man die door Hans was gered ook.

Tom bekijkt zichzelf in de spiegel boven de wastafel. De buil onder zijn oog is paars en er zit een flinke snee in. Een kutjochie van zeventien is daarvoor verantwoordelijk. Hij betrapte dat knulletje toen het op zijn fiets vlak langs een oudere vrouw reed en haar schoudertasje wilde wegritsen. De vrouw viel en de jongen moest afstappen om de tas te pakken. De schouderband zat namelijk te strak om de arm van de vrouw. Het gaf Tom de gelegenheid de jongen op te pakken en mee te nemen naar het bureau. Maar dat ging dus niet zonder slag of stoot. Tom had de jongen best een behoorlijk pak slaag willen geven, maar had zich ingehouden. Niemand zou het gek vinden dat hij, als politieman, een dikke buil had, maar als die jongen bont en blauw binnen was gekomen op het bureau zouden er zeker vragen zijn gesteld. Misschien zou de jongen zelfs wel aangifte hebben gedaan van mishandeling. Het zou niet de eerste keer zijn dat zoiets gebeurde.

'Goed gedaan, Lia. Een acht.' Rita kijkt tevreden naar haar leerling. Het meisje gaat het steeds beter doen. Dat geeft Rita een voldaan gevoel.
Verleden jaar nog was Lia de slechtste van de klas. Dat vond Rita vreemd, want in de gesprekken kreeg ze juist de indruk dat Lia intelligent was. Bovendien was ze altijd ijverig in de klas. Dus had ze een paar keer met Lia gepraat. Na veel aarzelingen had Lia verteld wat het probleem was. De gezinssituatie was verre van normaal. De vader was aan de drank en sloeg zijn vrouw regelmatig. Soms sloeg hij ook de kinderen, hoewel het Rita nog nooit was opgevallen dat Lia geslagen was. Het broertje dealde en haalde vaak vreemde figuren in huis. Er was nooit rust in de omgeving van Lia en dus leed haar schoolwerk eronder. Lia zelf wilde graag leren. Al was het alleen maar om uit die nare thuissituatie te raken.
Rita had Lia toen aangeboden om regelmatig het huiswerk bij haar te maken. Dat was gebeurd en het had heel goed geholpen. Lia bleef regelmatig eten en daarna gingen ze aan de slag. En nu had ze een acht voor haar tentamen Nederlands gehaald. Bovendien stond ze voor de andere vakken ook goed. Rita had haar geholpen zo veel ze kon. Het had zijn vruchten afgeworpen.

Sjoerd houdt even zijn glas tegen het licht. Hij kan zo genieten van de kleur van een cognacje. Het is de kleur van goud. En hij had zichzelf verwend met een prijswinnaar: Armagnac Delord 1978. Het kost wat, maar dan heb je ook wat. En Sjoerd kan het zich wel veroorloven. Hij had aan zijn laatste baantje wel een paar miljoentjes overgehouden. En terecht natuurlijk. Was hij niet ooit Topman van het jaar geworden? Een topman kun je natuurlijk niet afschepen met een Balkenendefooitje.
Even krijgt Sjoerd een nare smaak in zijn mond. Die journalist schoot weer door zijn hoofd. De man die hem niet eens een klein bonusje gunde na alles wat hij voor zijn bank had gedaan. Hij vermande zich. Hij kon er beter niet meer aan terugdenken. Men had hem gebruikt als zondebok.
Sjoerd neemt nog maar een ferme slok Armagnac, laat het gouden vocht even op zijn tong hangen en slikt het dan door. De toekomst is belangrijker dan het verleden. En in die toekomst zou er wel weer een beroep op hem worden gedaan door een of ander groot bedrijf. Voorlopig kan hij het echter nog wel even uitzingen.

Lisa, Hans, Tom en Rita moeten er de komende jaren rekening mee houden dat ze er financieel niet op vooruit zullen gaan. Ze mogen blij zijn als ze hun werk behouden en er niet op achteruitgaan.

Sjoerd hoeft zich geen zorgen te maken over zijn financiële situatie. Er zijn op zich best veel topmannen, maar er zijn heel veel meer helden zoals Lisa, Hans, Tom en Rita. Dan weet je wel waar de rekening voor de crisis vandaan moet komen.