Over wat voetbal is.

HenkVlak na de aftrap kreeg ik een bal toegespeeld, vanaf links op het middenveld snelde ik vooruit, passeerde de tackels van een mannetje of vier die allemaal een stuk groter waren dan mijn toen nog fragiele figuurtje en schoot op doel. De bal rolde tergend langzaam langs de al gestrekte keeper en voor de zekerheid schoot onze spits het leder daar waar het hoorde: tegen het net. Het gras was net gemaaid want dat gebeurde elke vrijdag, de lucht was blauw want het was lente, de wedstrijd was 2 minuten oud en we stonden 1 – 0 voor. We verloren met 1 – 11. Maar het moment staat voor altijd in mijn geheugen. Vlak naast de eerste keer. En, net als de eerste keer wilde ik ook deze ervaring altijd opnieuw evenaren en daarom vind ik mijzelf op zondagochtend terug aan de kant van een lijn in Friesland. Ik geef aanwijzingen aan elf mannen in de donkere hoekjes van de kelders van het onbetaalde voetbal, die net als ik, toen vroeger nog een woord was voor de toekomst, een bal goed hebben geraakt en dat gewoon opnieuw willen doen.

Elke zondag reizen we af of blijven we thuis. In onze hoofden spelen we al af hoe ons moment van de wedstrijd plaats zal vinden. Heroïsch, dat is een ding dat zeker is. Vervolgens worden we vereerd door onze medespelers, want wát een actie. Een niet onbelangrijk aspect, dat teamgevoel en de erkenning. Alle posities zijn bezet, al vanaf de eerste keer dat je samenspeelde. Ertussen komen is een bijna onmogelijke opgave. Wanneer er iemand nieuw was, begon zijn sociale acceptatie op het voetbalveld. God, wat heb ik een jongens gepest omdat ze slechter waren dan ik.

Henk doet voetballenZo kwam ooit een keer de moeder van een nieuw spelertje naar me toe, ik zal elf geweest zijn, die me ter verantwoording riep voor het gedrag jegens haar zoontje. Ik voelde me machtig. Een paar wedstrijden later stond Sipke, zoals hij bleek te heten, noodgedwongen in het doel. Normaal gesproken het verdomhoekje van het veld, maar wat bleek? Die jongen roste elke bal het doel uit. Hoorde er meteen bij. Brak ooit, als gerespecteerd lid van onze elfkoppige collaboratie, zelfs eens zijn vingers tussen een onmogelijke bal en paal. Voor het team.

Voetbal is terwijl het nog vriest een bal hard op je dij, net geschoren gras tussen je noppen wegpulken in de kleedkamer met die geur die je alleen in kleedkamers tegenkomt. Goeie geur is dat. Voetbal is die laatste sprint trekken om alsnog die tackel te kunnen maken, tegelijkertijd die buitenspeler tegen het reclamebord van snackbar Het Zonnetje aan schoppen en dan van je ploeggenoten complimenten in ontvangst nemen. Het is die wonderschone goal die je maakte met het buitenkantje, die je je heus niet mooier voorstelt dan dat hij was. Voetbal is zelfs als volwassene het veld af lopen en op weg naar de kleedkamers, onder de douche en in de kantine elke zin beginnen met “zag je hoe ik...?”. Voetbal is ervan overtuigd zijn dat de scouts van Ajax je nu niet meer zien omdat je te oud bent, maar dat je technisch of tactisch nog makkelijk mee zou kunnen en voetbal is ook samen de scheidsrechter uitschelden, elkaar aanmoedigen of berispen en later, waarschijnlijk met de eerder genoemde scheidsrechter, bier drinken.

Voetballen is vooral doen en hopen en dromen en het terughalen van vroeger, toen je na een sprintje gewoon nóg een sprintje trok. Voetbal is mooi. Als je hett zelf doet. Ik vraag me wel eens af of een Blatter, de voorzitter van de FIFA, hier nog wel eens aan denkt.