Katers en Genocide

Henk zegt: Bier en peuken!Je zou zeggen dat een genocide wel het meest waardeloze is dat er bestaat. Dat en het hebben van een kater, natuurlijk. Een soort straf van Dionysus, ter compensatie van het feit dat je het de vorige dag gewoon enorm veels te gezellig had. In het magische gebied tussen wakker worden en je ogen openen, doe je je best om toch vooral terug te keren naar die tijdloze zone van de remslaap. Maar helaas, en je weet het, de dag wordt alleen maar erger.

Al voordat je opstaat, weet je dat het beter is om zo stil mogelijk te blijven liggen en als je dan uiteindelijk toch één voor één je beentjes uit je bed zwaait, blijf je eerst nog even met hetzelfde hoofd tussen de knietjes hangen om die inspanning even te verwerken. Al lopend naar de douche zie je de bende die je kamer is en het besef dat dit ook opgeruimd dient te worden sluipt binnen in het mijnenveld dat je hoofd is geworden.

Met een leeg kratje loop je vervolgens je kamer binnen om de flesjes op te ruimen en dan realiseer je je dat het allerergste nog moest komen en tot die tijd rustig op jouw tafel had staan wachten: halflege flesjes bier. Je komt erachter wanneer je een dergelijk flesje in het krat drukt dat je in een hoek van 45 graden aan je linkerhand hebt hangen. Natuurkunde bepaalt dat het flesje nu ook kantelt en ja hoor, laf klotsen er een paar gusten lauw en dood bier tegen je net gewassen benen.

Je vloekt, nu nog binnenmonds, maar een halfleeg flesje bier is nooit alleen en per flesje maak je je drukker om al dat verspilde bier. Alsof iedereen dacht dat niks kostte. Op sommige flessenmonden ligt as, een indicatie dat iemand het als asbak gebruikte. Het mijnenveld in je hoofd is nog lang niet geruimd en een nieuw besef wankelt linea recta richting een Sudanees doe-het-zelf exemplaar.

De situatie verheldert en delen van de vorige avond komen terug. Op tafel staat tot dan toe slechts één half biertje. Vast van je buurman, naast je op de bank. Voor heel even zet je je biertje op de tafel ernaast. Op bijna hetzelfde moment gooit je bankbuddy zijn peuk in het halflege biertje. Er onstaat een argument over bierverspilling. Je steekt een sigaret op en gooit deze achteloos in hetzelfde flesje. Ho wacht, was het dezelfde? Je staart naar de beide halfvolle flesjes.

Het duister verhindert een duidelijke analyse. Je rekent nog net uit dat de kans op het drinken van asbakbier meer dan 50% is en dus pak je toch maar een nieuw biertje. De biertjes op tafel worden de rest van de avond niet meer aangeraakt. Sterker nog, de eerst nog solitaire flesjes breiden zich uit als een virus en niemand weet meer welk flesje van wie was, welke een asbak en welke halfvol. Dan komt de eerdergenoemde mijn tot ontploffing. Je kater evolueert naar een ongekende omvang wanneer je beseft dat jijzelf aan de basis hebt gestaan van deze biertechnische genocide.