Wanneer vallen we Syrië binnen?

Henk zegt: Syrie!Het is naar mijn mening niet meer dan vanzelfsprekend dat we nu eens eventjes flink gaan ingrijpen in die enorme puinhoop die Syrië is geworden. Alle politieke correctheid op eens stokje, die zandbak is veel te mooi om zomaar plat te laten branden. De schitterende markt van Aleppo! De waterraderen van Hama! Oh, en hoe graag ik weer eens zou willen rondbanjeren in het oude Damascus! De cultureel historische waarde van al dat daar in de loop der eeuwen is verrezen, is immens en als we dat laten vernachelen door welke groepering ook, zijn wij net zo goed misdaden tegen de mensheid aan het begaan.

Het is alweer een tijdje geleden dat ik met twee vrienden door Syrië heen kachelde in onze oranje VW van '84. Op de grootste overdekte markt van de wereld waren wij de lokale marktlieden vaak te slim af, door overal om een landkaart te vragen. Om je in hun winkeltje te krijgen zeiden ze dat die er wel was, al wisten wij wel beter. Eenmaal binnen werd ons koffie aangeboden en vervolgens vroegen we om de kaart, die er dan, je raadt het nooit, niet was. Reden genoeg om bij de buurman ritueel te herhalen. Na een dag of twee op deze manier onze cafeïne te ritselen, kwam een der kooplieden achter ons snode plan. De kerel heette Adil en werd onze beste vriend aldaar; een vlotte, integere gozer, die ons bij vertrek nog een mooie sjaal van pashmina gaf. Elk onze eigen kleur. Nu ligt Adil misschien tussen puin uit de klassieke oudheid, het blauwe shirt dat hij van ons kreeg smeulend in een open wond.  

henk en de arabierIn Damascus, de van legendes en mysterie vergeven hoofdstad van het eens zo machtige rijk, staat dan ook nog eens de Grote Moskee van, jawel, Damascus. Het bijzondere hiervan is dat het enorme ding bol staat van meerdere religies. Zo is er een minaret van Maria, de graftombe van Johannes de Doper en vliegen de heidense tekenen je om de oren. Je zou zeggen dat ze daar dus wel weten hoe je ruzie kunt voorkomen. Maar, de Arabische Lente sloeg toe, de president vond van niet en zie, er is ondergang.

Zelf ben ik de oudste uit een gezin van vijf kinderen. Als er dan ruzie was, werd er van mij verwacht dat ik de vechtende partijen uit elkaar haalde en vervolgens weer de vrede van de familie bezegelde middels een ferme handdruk. Nu ontbeerde ik toen ook al elk greintje verantwoordelijkheidsgevoel en was het vaak mijn iets jongere zusje die tussen mij en een minder fortuinlijk broertje of zusje kwam. Maar toch, na nog een laatste uithaal was het qua ruzie wel over. Wachten we misschien tot er een bultrug aanspoelt op het strand van Latakia, voordat we een inval doen? 

De gruwelen die het volk daar ondergaan zijn voor ons blijkbaar niet genoeg om eens even met de vuist op tafel te slaan. Iets dat we met onze kennis en eventueel gezamenlijke macht heus wel mogen. Sterker, we zouden de verantwoording moeten grijpen, zoals het ons betaamt. Niet om onze democratie op te leggen, maar om te zeggen “He, doe eens eventjes gewoon man. Slaat toch nergens op, met die raketten enzo?” Maar waar wachten wij op, verstandig landje als dat we zijn? Op Amerika. Of zoiets. Waar Frankrijk binnen week Mali binnenviel om daar te zorgen dat Timboektoe niet nog verder van de wereldkaart verdween, doen wij of het bij al-Assad allemaal wel meevalt en vragen we ons af of er paardenvlees in ons net bestelde hamburgertje zit.