Kom op bezoek bij Barbe à Papa deel 2

Vriendin en ik zijn op vakantie in het noordoosten van Frankrijk en kamperen daar, Hollandser kan niet, met Blue Band vloeibaar voor bakken en braden en Dommelsch bier in de koelbox. In een volgeladen auto tuften we op Zwarte Zaterdag naar het land waar je ijzeren ballen moet hebben om erbij te horen, praten over voetbal sinds het WK een taboe is en waar je in de supermarkt wel een wasmachine, nette schoenen, Paturain en duizend soorten geitenkaas, maar geen kranten kunt krijgen.


We hebben met veel pijn en moeite onze tent opgezet op een camping die volgens mij precies op de grens van de departementen Haut-Rhin en Vosges ligt. Het zou met niet verbazen dat als we een medewerker van het Franse kadaster hadden gevraagd om eens te komen meten hij na enig onderzoek zou zeggen dat ik in de Vogezen slaap en mijn vriendin in de Haut-Rhin. Vriendin beweegt 's nachts best veel en zo zou het zelfs kunnen voorkomen dat zij dus in de Haut-Rhin wakker wordt, terwijl ik in de Côte-d'Or (niet de chocolade) op zoek ben naar mijn sokken. Uiteraard beweegt zij zo dat zij prinsheerlijk kan snurken en heeft ze mij met handen en/of voeten acrobatisch van het luchtbed weten te duwen. Technisch gezien hebben we dus straks apart vakantie gevierd en ik vind dat we dan weer recht op vakantie hebben 'omdat we ook eens samen op vakantie willen. Dat is goed voor de relatie.'


Net voordat we op dag één de eerste van vele regenbuien op ons dak krijgen, staat de tent. Netjes met de haringen in de grond, gasfornuisje bij de ingang, luchtbed opgepompt, muggenmelk binnen handbereik, klaar voor drie weken genieten. Uitgeput laten we een paar druppels toe op oma's campingtafeltje.


Uitgeput. We zijn uren bezig geweest de zakken met tenstokken en doeken om te toveren tot luchtig vakantieparadijs. De tent is Marktplaats-nieuw en we hebben hem maar één keer met hulp van tentprofessionals opgezet. Nu waren wij op onszelf aangewezen en zijn we trotser dan een Egyptische farao die voor zijn dood zijn piramide voltooid ziet worden. Trots, want het leek er even op dat we niet in het groene huis zouden kunnen overnachten.


'Ik ga wel onder het doek staan, dan geef jij de stokken aan.'
'Dat is goed'
'Ik wil die twee met de geelgroene tape.'
'Deze?'
'Nee die andere.'
'Dat is er maar één.'
'Dat kan niet, er moeten er twee zijn.'
'Toch zie ik er maar één.'
'Goed kijken!'
'Schat, ik ben niet blind. Er is er maar één!'
'Ligt die niet nog in de auto? Nee, dat kan niet. Of in een andere zak? Nee. Wacht, ik kijk wel.'
(onverstaanbaar gemompel)
'Houd jij deze stok vast, dan kruip ik naar buiten voor die twee andere.'
'Hij is zwaar.'
'Wel goed vasthouden, anders stort alles in.'
'Ja, dat wil ik wel, maar het is ècht zwaar.'
'Waar liggen die  stokken nou?!?!'
'Schat, het wordt heel zwaar.'
'Hè? Au, verdomme!'
Er staat een haring zonder uitjes van de vorige kampeerders met de punt omhoog mijn teen te penetrerern, maar ik heb nu geen tijd om mijn EHBO-koffertje te ontmaagden.
'Ik hou het niet!'
'Dat moet maar even! Ik moet die andere stok vinden, anders kunnen we niet verder bouwen.'
'Help! Auw.. Heeeelp!!'

Te laat. We kunnen weer bij nul beginnen én op zoek naar een missende stok. 'Ja laat maar!', gromt vriendin. 'We zetten het kleine tentje wel op een gaan morgen naar een tentenwinkel voor een nieuwe stok.' Eigenlijk wil ik de klus nu klaren, al moet ik een stuk hout uit het bos gaan bewerken. Toen de Egyptische farao van zijn bouwmeester hoorde dat er een blok steen niet was geleverd door de toenmalige Betonson, ging de bouwmeester zelf met houweel en zaag naar de Nijloevers om een nieuw blok te fabriceren. 'Dat haal ik morgen wel in een winkel' zou hem de kop gekost hebben, letterlijk in die tijd. Geen denken aan dus, die tent moet vandaag staan. Stel je voor dat de  farao, plots die dag gestorven aan een ziekenhuisbacterie, in een incomplete wankele piramide gestopt zou worden. Nee, de tent moet voor zonsondergang klaar zijn.


'Ik stop ermee. Dit is niet meer leuk. Morgen verder.' Vriendin kruipt uit het ellendige hoopje doek dat als een natgeregende Barbe à Papa (suikerspin) rond een centrale stok in elkaar gestort is. 'We zijn gewoon een stok vergeten. Het lukt niet meer.' Op dat moment pak ik, geheel tegen mijn instinct in, het A4-tje met opzetaanwijzingen uit een zak.


'Beloof je dat je me niet gaat slaan?'
'Hoezo?'
'Kijk, we zijn nu bij stap 4. Dat zijn die twee stokken waarvan we er één missen.'
'Ja...'
'Volgens de aanwijzingen zou de tent nu al min of meer stevig recht moeten staan. Die twee stokken horen bij dat afdakje en zijn voor de constructie onbelangrijk.'
'Nou...'
'We hebben stap 1 overgeslagen. Zet het grondzeil met haringen stevig vast in de grond.'


Twintig minuten later vinden we ook de missende stok. Die was in een andere stok geschoven. Nog eens tien minuten later stond ik nat van het zweet mijn luchtbed op te pompen. Een uur en twee fikse buien later liggen Toet Anch Amon en Cleopatra meer dood dan levend in hun groene piramide. Cleopatra in de Bas-Rhin, ik nog wel in de Vogezen.