Jules Deelder is dood?

Met een nummer van Ramses Shaffy in mijn hoofd fiets ik naar huis. Ramses, niet de echte natuurlijk, gaf net een optreden. Het is zaterdagochtend heel vroeg. Ik ben zojuist voor de tweede keer dit jaar en voor de tweede keer vandaag naar het café geweest. Met een promilage in mijn bloed waarmee ik bij het opsteken van een sigaret in brand zou kunnen vliegen (gelukkig rook ik niet), probeer ik de weg naar huis te vinden. ‘Drink, vecht, huil, bid, drink, bid, drink, huil, drink, vecht en bewonder’, probeer ik dat ene nummer na te zingen. Opvallend veel zing ik ‘drink’, opvallend weinig gebruik ik ‘werk.’

Ik fiets door een stil straatje bij het theater. Op de grond zie ik iets zwarts liggen. ‘Een lijk’, denk ik bijna hardop. In mijn hoofd spoken De Cock en zijn collega Vledder al. Als ik naar het hoopje zwart fiets, zie ik dat het inderdaad een lichaam is. Een man in nette, zwarte kleding ligt dubbelgevouwen op de grond. Ik probeer hem aan te spreken: ‘Hallo? Gaat het? Alles oké met jou?’ Gelukkig, De Cock hoeft niet gebeld te worden. Het lichaam leeft (nog). Hij mompelt wat medeklinkers achter elkaar en zijn hand gaat naar zijn gezicht. Zijn hoofd ligt in een plas bloed. Of tomatenketchup, ik heb het niet willen proeven. De man doet me een beetje denken aan Jules Deelder. Zelfde kleding, zelfde haar, zelfde postuur. Ze hebben de Nachtburgemeester van Rotterdam annex hoofdsupporter van Sparta toch niet proberen om te leggen?

‘Gaat het?’, vraag ik nog een keer. Jules mompelt weer. Hij wijst op zijn horloge. Een gouden ding. ‘Izz unne duur hollo...hollow...h..h..holozje. Nu kp...kp...kappppot.’ Ah, er komen nagenoeg verstaanbare woorden uit. Hij is gewoon zo dronken dat-ie, denk ik, gevallen is. Ik voel me ineens heel nuchter. Zijn benen hebben geen kracht meer om op te staan en het zal me niet verbazen als de Man in Black heeft besloten hier op straat te overnachten om bij zonsopgang weer een poging te doen om eens naar huis te lopen. ‘Probeer eenzzz rechtop te zittuh. Daar, tegen de lantaarnaarn…lantaarmmpaal.’ Ook ik heb moeite met mijn woorden. Maar ik besef wel dat de Jules-kloon hier niet kan pitten. Medelijden heb ik niet met mannen die zoveel zuipen dat ze geen besef van bestaan meer hebben, maar ik hoef maandag niet in de krant te lezen dat er een doodgevroren persoon gevonden is. Het gaan zitten lijkt een onmogelijke missie voor hem. Ik denk dat het maar beter is als we even de hulpdiensten waarschuwen. Terwijl ik mijn telefoon in mijn broekzak zoek (ik zit in mijn verkeerde broekzak), rijdt er een politiebusje naar ons toe. De agente opent het raampje en ik denk ‘Zow, dat is snel. De vorige keer moest ik een uur op jullie wachten’, maar ik zeg gelukkig: ‘Ow, er heeft al iemand gebeld.’ ‘Nee, waarvoor?’ Ik wijs naar Jules. ‘Het beweegt bijna niet meer.’

‘Meneer weet u wie u bent?’
Geen antwoord
‘Waar moet u naar toe of waar komt u vandaan?’
‘Zjjjbbb…Jo….nzz’
‘Moet u naar Jo. Waar woont Jo?’

Ik wens de agenten en Jules II veel succes met de aanstaande dure taxirit. Mijn burgerplicht is vervuld. Niet dat ik niet benieuwd ben of en hoe Jules in het busje gehesen wordt en of Jo nog wakker is, maar ik moet pissen als een kameel die naar een druppelende kraan luistert. Dubai opent het hoogste gebouw van de wereld (meer dan 800 meter) met daarbij de hoogste fontein ter wereld (274 meter). Ik ben er zeker van dat de druk op mijn blaas ervoor kan zorgen dat mijn fontein beide torens kan declasseren tot bungalow met Manneke Pis-replica. Daarbij durf ik nu niet te wildplassen. Het vriest stevig vannacht. Omdat met een slokje op wildplassen soms op onbewust lantaarnpaalswaffelen lijkt, ben ik bang dat ik dan zo in een ambulance geladen moet worden. Gezicht omhoog, broek op mijn enkels en tien centimeter afgezaagde straatverlichting vastgevroren aan mijn brandweerspuit. In mijn gezichtsveld verschijnt een ambulancebroeder met een föhn en een hobbymesje. ‘Dit kan even pijn doen.’ Bij het ziekenhuis aangekomen ligt er al een envelop op mijn bed. Als ik morgen met hoofdpijn en een pamper om wakker wordt bekijk ik de inhoud. Drie acceptgiro’s. Negentig euro boete voor wildplassen. Tweeduizend euro voor nieuwe straatverlichting. Zeventien euro ‘video’.

‘Dokter, waarom krijg ik een acceptgiro voor ‘video’?’
‘Zolang je hier ligt, ben je verplicht om te kijken naar The Best of Omroep Max.’
‘Waarom dat nou weer? Heelt een wond sneller als je naar bejaarden kijkt?’
‘Ik zal eerst eens mooie, prijswinnende porno opzetten. Kijk naar het scherm.’
‘Dokter, wat bedoelt u nou?’
‘Nou, kíjk eerst maar eens.’
‘Dokter, ik....Zow, da’s een mooie meid…hmmm....Aaaaaah, auwauwauwww. Godgloeiende. Zet af! Aaaaaaffff!!!!'


Nee, dan maar even snel doorfietsen. Zodra ik thuis ben en het me na tien minuten gelukt is om de sleutel in het slot te krijgen, pak mijn telefoon en open internet. Op de site van de krant ga ik op zoek naar de politieberichten. Nee, zatte aap, dat staat er nu nog niet op, àls dit de krant al zou halen.