Wilders spreekt

“'Sinds ik een paar jaar geleden mijn partij oprichtte en mijn ideeën tentoonspreidde, heb ik van vrijwel de gehele politieke wereld niets dan hoon ontvangen. Ik word uitgelachen, beschimpt, bespot en voor gek uitgemaakt. Men gunt me het licht in de ogen niet. Ze zien me als uitschot, als een gevaarlijke gek met waanideeën, iemand die ze -zo het kan- moeten ontlopen of negeren. En dat doet men dan ook massaal. Ik voel me niet alleen niet serieus genomen, het feit blijft dat men zelfs alles uit de kast trekt om tegen me van leer te trekken op politiek, maar ook op juridisch en maatschappelijk gebied.

Alles wat ik zeg wordt gewogen, te licht bevonden en gehoond. Ja, de voorpagina's haal ik wel, maar altijd weten de linkse media me weer in een slecht daglicht te zetten door er analytici bij te halen die het allemaal zo veel beter weten. Ik begin het eerlijk gezegd een beetje zat te worden. Ik...'”
“Het woord is aan de heer Rutte.”
“Ik zie niet in waarom...”
“Kunt u me misschien één keer niet onderbreken?” vroeg de geblondeerde politicus de VVD-leider geagiteerd.
“Gaat u vooral verder.”
“Dank u.

'Ik weet dat mijn ideeën voor de laffe politiek, die grote vingerwijzingen ten spijt nog steeds zo is als ze is, wat radicaal klinken, af en toe. Dat accepteer ik, maar ik duld het constante gedemoniseer niet langer. Ik wens serieus genomen te worden. Als ik uitspraken doe die beledigend zijn, dan roep ik de beledigde groepen op minder beledigd te zijn. Wat ik tentoonspreid, is mijn visie, en zodoende mijns inziens de waarheid. Ik zou mezelf, en velen die op mij rekenen met mij, afvallen als ik opeens een koerswijziging zou maken. Dat ben ik dan ook stellig niet van plan.

Al jaren roep ik met hart en ziel en elke vezel in mijn lijf dat bepaalde bevolkingsgroepen, al dan niet gebaseerd op geloof, het voor de rest van het land -en de rest van de wereld, in feite- verpesten. Ze overheersen de media, de politiek en wensen, mijns inziens, ons allen niet meer dan slechts toe. Talloze malen heb ik hen al vermaand niet te proberen de wereld te overheersen, maar hun koppigheid kent geen grenzen. Waar onze cultuur gebaseerd is op een diep respect voor de wet, eeuwenoude christelijke tradities en de kracht van rede om conflicten op te lossen, lijkt de hunne er slechts op gespitst dat alles zo diep mogelijk kwaad aan te doen en te vernietigen.

Ik zie dan ook geen enkele andere mogelijkheid dan keihard aanpakken. Laat ze -wat mij betreft- eindelijk eens boeten voor het onrecht dat ze ons al decennia aandoen. Harde maatregelen zijn daarbij noodzakelijk. Mij is verweten dat ik ze tot tweederangsburgers zou degraderen, en als het zo moet, dan moet het maar zo. Een directe bedreiging voor volk en staat dient, volgens alle principes waar de huichelachtige politiek zo rotsvast in zegt te geloven, aangepakt en bij de wortel uitgeroeid te worden.'”

“Het woord is aan de heer Marijnissen.”
“Ehm... meneer Wilders. Waar denk je wel dat je in godsnaam mee bezig bent?”
“Let u op uw taalgebruik, meneer Marijnissen.”
“Waar ik mee bezig ben? Ik zei al dat ik geen interrupties wilde, dit keer. Dat heb ik duidelijk aangegeven.”
“Als je zo graag politieke zelfmoord wil plegen, ga je gang.”
“Dank je, Jan.”
“Het is meneer Marijnissen voor jou.” De Tweede Kamer lachte nerveus. Geert vervolgde.

“'Hun invloed, waar ik al zo vaak op wees, de directe bedreiging die ze vormen voor de samenleving en het gevaar wat schuilt in het laten sudderen van de situatie zoals ze zich nu voordoet, zal wat mij betreft pas duidelijk worden als het land in crisis raakt. Dan zal de politiek zich gedwongen voelen op te splitsen, keuzes te maken, goed tegen kwaad. De momentele economische welvaart is grotendeels gebaseerd op een luchtbel, die ergens in de komende jaren zeker zal spatten. Als Wall Street valt en de rest van de beschaafde wereld meeneemt in haar vicieuze cirkel, als de helft van het land werkeloos op straat staat, als de maatschappelijke onvrede een kookpunt bereikt, dan zullen we zien wie gelijk krijgt.

Tot dan kan ik slechts medestanders blijven zoeken, raad geven aan niet-luisterenden en blijven waarschuwen. Als u het nog niet had begrepen: ik ben overtuigd van mijn gelijk, en binnen enkele jaren zal het wel boven tafel komen. Tot dan bent u gewaarschuwd. Tot zover mijn inleidende betoog. Ik ben er voor de hardwerkende arbeider met wantrouwen. Ik ben er voor de intellectueel die het niet meer aan kan zien. Leest u gerust verder om mij uitvoerig problemen aan de kaak te zien stellen, oplossingen aan te zien dragen en waar leiderschap te zien tonen. Eén volk, één natie, één leider. Noemt u mij gerust verlosser. Mijn naam is Adolf.'”

Geert klapte het boek dicht en keek de wit weggetrokken Kamer in.
“Ik zie niet in waarom het boek waaruit ik u zojuist de inleiding voorlas na ruim zestig jaar nog verboden is, terwijl een hatelijk boek als de Koran vrij in de winkels te koop is.”
“Het... woord is aan de heer Rutte.”
“De vergelijking is niet te missen. Kan de bewaking hem niet arresteren? Volgens mij is hij wederrechtelijk bezig.”
“Daar is een arrestatiebevel van de officier van Justitie voor nodig.” Een bode kwam de kamer ingerend met het bevel. De rechterlijke macht had zitten luisteren.

“Kunt u de heer Wilders uit mijn Kamer wegvoeren?” De voorzitster keek hatelijk naar de niet begrepen politicus. Hij werd gehandboeid en met zijn hoofd omlaaggeduwd naar de linkerdeur gewerkt.
“Jullie kunnen mijn kont kussen, lafaards! Je maakt toch geen schijn van kans! Al moet ik de bak in, ik laat jullie een poepie ruiken, gegarandeerd!”
“ORDE!”
“Orde in je kont, Gerdi! Jij bent al net zo laf als de rest!” Onder luid gejoel van beide tribune en Kamer verdween Wilders uit het zicht. Onderwijl tierde hij in gedachten lustig verder. Hij zou, al werd hij veroordeeld of opgesloten, zich niet laten kennen. Hij zou zijn ideeën eindelijk uitgebreid op gaan schrijven. Hij had nog niks, zelfs geen titel, maar het werd machtig mooi. Alles zou duidelijk worden. Zijn punten, zijn feiten, zijn gelijk. Ze hadden nog niet gewonnen. Zijn strijd tegen het koppige establishment, de maatschappelijke ignorantie en de multiculti-ramp was pás begonnen. Zíjn strijd.

“Mijn strijd”, mompelde hij.
“Da's een mooie titel.”

Disclaimer: de gehele column is net zo fictief als Balkenendes rede op Opinio.nl.