5. op 'Nieu Flevolandt' ligt een schat


"Klopt de schaalverhouding van dat eilandje wel? Is het misschien niet ietwat breder dan tien mijl?", vroeg Stille Willem voorzichtig.

Plaats: Amsterdam, jaartal: 1621. Stille Willem was de kastelein van taveerne 'Aen Laegere Wal', waar piraat Hein Pietersz enkele ogenblikken eerder (zie voorgaand deel) een snel getekende schets van 'Nieu Flevolandt' had getoond. Hein Pietersz was die taveerne binnengekomen om daar manschappen te ronselen voor zijn zeereis naar de Oost, en zat nu geirriteerd te luisteren naar de kastelein, die vervolgde:

"En kun je niet beter via Kaap Hoorn heenvaren als het zo oostelijk ligt dat het bijna westelijk is?"
"-Waarom doe jij je bijnaam niet eer aan, stille Willem?" antwoordde Hein kortaf.
Stille Willem werd stil.
"Juist, je leert het al" mompelde Hein tevreden, en hij vervolgde: "Die kaart is slechts een grove schets van de échte schatkaart! En natuurlijk vaar ik niet rond Kaap Hoorn heen. Het water kolkt er als een leeglopende wastobbe, de winden waaien er net als mijn pikbroek na het vreten van drie weken raasdonders, en de golven zijn er hoger dan de toren van de Oude Kerk! Dus vertel mij nu niet hoe ik naar mijn schateiland moet varen."
" Maar wanneer ga je? vroeg stille Willem door.
"Morgen vertrek ik."
"Morgen?" vroeg Willem weer verbaasd.
Hein zuchtte. Ze hadden dat stuk verdriet beter 'verbaasde Willem' kunnen noemen.
"-Morgen, ja!", antwoordde hij bits. Bits vond hij een mooi woord, daarom antwoordde hij zo. "Wat anders? Had ik gisteren moeten vertrekken? Dat kan niet, want ze verwachtten eergisteren een hevige windstilte."
"Maar overmorgen loopt het Twaalfjarig Bestand af. Als je wilt plunderen kun je beter toch nog een dag wachten?"
"Wachten? Ik wacht al ruim elf jaar! Morgen vertrek ik, en geen dag later. Anders kan ik net zo goed overmorgen vertrekken. Over lang wachten gesproken, waar blijft mijn nieuwe glas rum-roestwater? Of wil je soms dat ik ons Twaalfminutend Bestand (16:30 - 16:42 uur) eenzijdig opzeg?"
Willem haastte zich om een nieuwe rum-roestwater in te schenken voor Hein Pietersz.
"En met welk schip?" vroeg 'verbaasde Willem', want stil kun je zo'n verbaasde zeveraar toch niet noemen.
"-Een schip genaamd: 'd' Enter ende Lete'. Een kruising tussen een fregat en een fluit. Het ligt aan de Peperwerf."
Stille Willem schrok. Het schip 'de Enter ende Lete'! Gisteren had hij wittebrood met haring gegeten op het Damrak, en was vervolgens eens door de haven gaan banjeren. Vlakbij de Peperwerf had hij een stuk drijfhout zien drijven met de naam: 'd' Enter ende Lete'. Hij had er een paar ratten af zien kruipen. Het leek verlaten. "'t is krek ener verzuipschuit!", had stille Willem minzaam opgemerkt, waarop hij was teruggewandeld naar zijn taveerne.

Hein had Willem aarzelend zien nadenken. "Het lijkt een wrak, maar ik heb het in Bristol laten opknappen door een Schot. Een of andere MacGyver. Samen met zijn negerslaaf B.A. Baraccusz heeft ie mijn schip geheel en grondig opgekalefaterd. Weinig zeemijlen op de teller, geen houtrot. Vervolgens heb ik het schip gezegend en de fles rum brak niet eens. Dat is maar goed ook, want rum op de kaai is..als.. Ik heb daar een spreekwoord voor!"
"O? Vertel eens?", vroeg stille Willem nieuwsgierig
"Welnu", sprak Hein plechtig, terwijl hij was gaan staan. Het gesmoes en geschreeuw in taveerne was verstomd. Het ongure tuig luisterde nieuwsgierig naar wat Hein te vertellen had. "Rum op de kaai, ..is als rum op de kaai!".
Het bleef een ogenblik stil en toen weerklonk er luid gelach en gejuich. "Een rondje van mij, op een goede behouden vaart!"
Hein wendde zich met een valse lach tot stille Willem achter de toog. Deze had het eventjes druk, maar dat was zijn eigen schuld. Had ie maar geen rondje van de zaak moeten geven.
"Dat was een goeie he? 'Rum op de kaai is als rum op de kaai!'"

-"Zeker, zeker!", haastte Willem zich te gezeggen. "Ik heb een neef in Delft die wijze spreuken schildert op blauwe tegeltjes. Als ik geen analfabeet was geweest had ik hem geschreven!"
"Dan heb ik nog wel een spreuk: 'Van je schilderende neef uit Delft, smijt ik de blauwe tegels door de helft!'" Nu nog een rum-roestwater, met de nadruk op roestwater, want ik wil niet met een nat zeil thuiskomen. Daarbij: bij gebrek aan ratten op mijn schip zoek ik nog scheepsvolk. Strafblad en zwaarbeladen kerfstok is geen bezwaar, enige ervaring is immers vereist."
"In dat geval. Daar in de hoek zit misschien wel wat volk dat je kunt gebruiken! Hun schip is vergaan, hier midden op 't IJ!". Stille Willem wees op een bende rapalje dat in een duistere hoek van de taveerne al zingend en schreeuwend zat te zingen en te schreeuwen.
Hein veerde op van zijn kruk. "Niet teveel tijd verspillen met het gezuip en het gezever. Ik moet de ECHTE schatkaart vinden, deze is slechts klad. Morgenochtend om tien uur steek ik van wal" dacht hij, terwijl hij zich door de mensenmassa in de taveerne een weg baande naar het zootje zeeschuimers, achterin de hoek.
"-Blikskaters! Wat is er met hen gebeurd?" mompelde Hein zachtjes, toen hij op de plek van bestemming was. Hij keek ze allen even aan en schraapte zijn keel. "Heren!"
Twaalf paar ogen keken op van hun kroes bier.
"Ik heb begrepen dat jullie een schip missen. Laat ik nou toevallig een bemanning missen. Zijn jullie Hollanders naar mijn hart, of wat?"

(wordt vervolgd)