Nederlanders steeds meer op zichzelf

2. Het huwelijk brokkelt af

In de jaren zestig speelden relatievorming en het krijgen van kinderen zich nog grotendeels af binnen het kader van het huwelijk. Het was gebruikelijk om vanuit het ouderlijk huis te trouwen en dan te gaan samenwonen met een partner. Kinderen waren onlosmakelijk verbonden met trouwen en ongehuwd ouderschap werd afgekeurd. In de laatste decennia van de vorige eeuw is er wat dit betreft al veel veranderd in de levenslopen van mensen.

Inmiddels kiezen de meeste stellen ervoor om eerst te gaan samenwonen en pas later te trouwen. Sommige stellen trouwen helemaal niet meer. Het aandeel gehuwden in de bevolking is sinds 2000 dan ook verder gedaald, van ongeveer 45 procent naar iets meer dan 39 procent in 2017. Onder dertigers en veertigers was de afname nog sterker. Voor hen is het huwelijk minder gebruikelijk geworden.

Deels kiezen stellen voor andere vormen van samenwonen. Sinds de eeuwwisseling is het aandeel niet-gehuwde samenwoners toegenomen van 16 tot 23 procent van alle huishoudens met twee partners (al of niet met kinderen). Ook kiezen stellen vaker voor een geregistreerd partnerschap. In 2016 werden 16 duizend partnerschappen gesloten; bijna 13.000 meer dan in 2000. Daarnaast is het sinds 2001 voor stellen van gelijk geslacht mogelijk om te trouwen. In 2015 werden ruim 750 vrouwenhuwelijken en bijna 650 mannenhuwelijken gesloten, iets meer dan in de vijf jaren ervoor.

Sinds het begin van deze eeuw is het aandeel alleenstaanden verder gegroeid. In 2000 bestond 33 procent van alle huishoudens uit één persoon, in 2016 was dat 38 procent. Er zijn nog steeds meer gehuwde paren dan alleenstaanden, maar het verschil is kleiner geworden. De toename van het aantal alleenstaanden komt deels doordat een groot deel van de relaties op enig moment strandt of mensen op latere leeftijd (tijdelijk) weer alleen komen te staan. Daarnaast is het onder jongeren gebruikelijker geworden om na het verlaten van het ouderlijk huis eerst een tijdje op zichzelf te wonen. Van de 25- tot 35 jarigen was bijvoorbeeld 24 procent alleenstaand in 2016. In 2000 was dit nog 20 procent. Samen met de 55- tot 65 jarigen is dit de snelst groeiende groep 0

Een groter deel van de ouderen woont thuis in plaats van in een verzorgings- of verpleeghuis, waardoor ze nu wel tot de categorie alleenstaanden worden gerekend. Niet alle alleenstaanden zijn single: ruim 20 procent van de volwassen alleenstaanden of alleenstaande ouders in 2013 had een partner. Jongeren hebben vaker zo’n LAT-relatie dan ouderen. Zij willen in de toekomst meestal met deze partner gaan samenwonen of trouwen. Oudere alleenstaanden, vooral vrouwen, willen dat minder vaak.

Eén op de drie huwelijken eindigt in een echtscheiding, waarna 45 procent van de mannen en 38 procent van de vrouwen uiteindelijk weer hertrouwt. Het percentage mensen dat gescheiden is nam toe van 5 in 2000 tot 8 in 2017. Echtscheidingen kwamen in de eerste helft van de 20e eeuw zelden voor, maar dat veranderde onder degenen die na de Tweede Wereldoorlog werden geboren. Nu deze groep een hogere leeftijd bereikt maken personen tussen 50 jaar en 80 jaar oud een groter deel uit van de mensen die gescheiden zijn. In 2017 was dat 65 procent, in 2000 nog 45 procent.