De doden zijn gelukkig, de levenden niet

Een man loopt door een steeg. Hij sleept een andere man achter zich aan. Ze kijken allebei door dode ogen naar de wereld.

Het is een warme avond in november. Je kunt zelfs op het terras zitten en de terrassen zijn dus gevuld met vrolijk gestemde mensen die gezellig een avondje uit zijn. Vrolijk, omdat het lekker weer is. Er heerst een ontspannen stemming op het terras van Le Carillon.

Een vrouw kijkt toevallig in de richting van de Rue Albert en ziet een gemaskerde man met een machinegeweer. Voor ze kan reageren wordt er geschoten. Een andere man stapt uit een auto en begint ook te schieten. Paniek breekt uit. Ook op het terras van Le Petit Cambodge vallen even later slachtoffers.

Het is meteen chaos. Mensen vluchten alle kanten op. Ze zien de mannen met de machinegeweren en vluchten naar veiliger oorden. Om hen heen vallen mensen dood of gewond op straat. Overal ligt bloed. Ze vluchten richting de Place de la République. Sommige zijn gewond en slepen zich voort naar het plein.

Ook op het terras van Casa Nostra zitten mensen gezellig met elkaar te kletsen onder het genot van een drankje. Een forse, kale man met een poncho lacht heel hard om een grapje van zijn vriendin. Even later staren zijn ogen hol naar de hemel. Het geknal van een machinegeweer klinkt en vermengt zich met dat van brekend glas. Er breekt paniek uit. mensen stuiven alle kanten op. Een paar blijven achter.

Zouheir was blij met het lekkere weer. Het maakte zijn werk aangenamer. Als je de hele avond in de regen moet staan tijdens een voetbalwedstrijd is dat niet fijn. Nu was het geen probleem. Hij had dus een goed humeur. Even later was dat goede humeur weg. Hij schrok enorm. De man die hij fouilleerde voordat hij het stadion in zou gaan had een bomgordel om. Gelukkig liep de man weg voordat hij zich liet ontploffen. Zouheir vroeg zich niet eens af waarom hij zich niet meteen bij hem liet ontploffen, zo verward was hij van de gebeurtenis. Later hoorde hij nog twee explosies.

Ook bij café La Belle Équipe was het een gezellige boel. Ook daar genoten de mensen van het lekkere weer en hun drankjes. Een vrouw had net met haar vriend geproost en dat werden meteen hun laatste woorden. Twee mannen schoten in het wilde weg. De mensen op het terras probeerden een goed heenkomen te zoeken. Er was ook daar chaos. Een man probeerde het café in te vluchten, maar hoorde de dood fluitend naderbij komen. Even later hoorde hij slechts stilte. Zijn bloed vermengde zich met de rode wijn uit de omgevallen of kapotgeschoten glazen en vormde zo een grote rode plas op de grond.

Ze genoot van de pittige rocktonen van de band. Haar lichaam bewoog zachtjes mee op het ritme van de muziek. Het was druk om haar heen. Een deinende massa. Er hing een vrolijke sfeer in de zaal. Plotseling vermengde de muziek zich met de roep van een luide mannenstem. 'Allah Akbar' klinkt het. Ze heeft niet eens de tijd om over die roep na te denken, want meteen klinken de knallen van machinegeweren. Er breekt paniek uit in de zaal. Mensen proberen de nooduitgangen te bereiken. Er valt een jongen dood voor haar voeten. Het bloed van de jongen spat op haar witte bloesje. Ze laat zich vallen en houdt zich dood. Om haar heen liggen echte lijken. Als het schieten stopt kijkt ze door een kiertje en ziet een aantal mannen met machinegeweren die een groot aantal aanwezigen onder schot houden. Eentje vroeg aan iemand wat Hollande in Syrië deed. Het leek uren te duren. Ze was doodsbang, maar durfde zich niet te verroeren. Als ze door de kiertjes van haar oogleden keek, zag ze lijken liggen. Ze hoopte maar dat er meer mensen tussen waren die net als zij deden alsof ze dood waren. Uiteindelijk zag ze geen mannen met machinegeweren meer. Ze hoorde lawaai. Agenten drongen de zaal binnen en ze hoorde explosies. Het was voorbij. Toen ze naar buiten werd begeleid moest ze over de lijken heenstappen. Ze had de neiging om te kotsen.

Marie Louise had een aantal knuffels meegenomen en haar vriend Jean Pierre een krans in de driekleur van de Franse vlag. Ze kwamen net de Place de la République op. Er was al een ware bloemenzee te zien. Het licht van de vele kaarsen verlichtte de donkere hemel.
'Mooi zeg', zei Marie Louise en glimlachte naar Jean Pierre. Het was een zenuwachtige glimlach, want ze was best nerveus. Ook nu waren er veel mensen op de been. Gelukkig ook veel militairen, maar zou dat eventuele terroristen tegenhouden om met een bomgordel het plein op te stormen en heel veel slachtoffers met zich mee de dood in te nemen? Die gedachte had ze net uit haar hoofd verbannen toen een aantal luide knallen te horen waren. Even later verschenen er agenten met getrokken wapens op het plein. Ze schrok hevig en haar vriend ook. Meteen gooiden ze de spullen neer en begonnen te rennen. Ze botsten tegen mensen op, want iedereen was begonnen te rennen. Dwars door de bloemen en kransen zelfs. Er was chaos en paniek. Gelukkig bleek het iemand te zijn geweest die vuurwerk af had gestoken.

Een man loopt door een steeg. Hij sleept een andere man achter zich aan. Ze kijken allebei door dode ogen naar de wereld. Een echte dode en een levende dode. De eerste weet het gebeurde gelukkig niet meer. De laatste zal nooit meer echt gelukkig zijn.