Als de bladeren vallen

Het is vrijdagmiddag drie uur en de lucht is zo donker dat het wel nacht lijkt. De novemberstorm heeft windkracht negen bereikt, de regen teistert de straten en iedereen die de pech heeft om op dat moment buiten te zijn.
Teutje Kreukel zit in de grote leunstoel voor het raam van de huiskamer. Ze kijkt naar buiten, maar ziet eigenlijk niets. De Margriet is uit haar handen gegleden, haar ogen staan dof en haar armen hangen slap langs de leuningen van de stoel. Het is een beetje de houding zoals van de meeste Feyenoordsupporters na een wedstrijd van hun club. Ze zit al een half uur zo en ze zit ook nog zo als haar man, Aloysius, een kwartier later binnenkomt. Ze moet zelfs niet lachen om de natte plakharen die schuin over zijn voorhoofd hangen, waardoor hij op Hitler lijkt, maar dan zonder snor. En ze zit ook nog zo als Aloysius nog een kwartier later droog en omgekleed de kamer weer binnenkomt. Maar als hij vraagt of ze een kopje thee wil, komt er een beetje leven in haar lichaam. Het lijkt wel of ze wakker wordt uit een diepe slaap. Ze kijkt verbaasd naar Aloysius, alsof ze nu pas merkt dat hij thuis is.
“Annie heeft zelfmoord gepleegd door voor de trein te springen. Je weet wel. Dat is dat meisje van verderop in de straat,” zegt Teutje zonder antwoord te geven op de vraag van Aloysius.
“Dat is toch dat meisje dat een paar jaar geleden ook al erg depressief was? Ik dacht dat die haar leven toch weer aardig op de rails had,” antwoordt Aloysius. Teutje kijkt hem nu boos aan.
“Gadver, kun je dat niet anders zeggen, Aloysius? Zo klinkt het wel erg raar, hoor.”
Aloysius moet even nadenken en dan valt het eurootje.
“O, ja, sorry. Maar waarom kom je daar zo ineens mee, Teutje? Het is natuurlijk erg, maar gelukkig is het niet ons kind.”
“Ja, maar ik hoorde bij de kapper dat er deze maand al meerdere mensen uit onze buurt een poging hebben gedaan om zelfmoord te plegen. De drogist, die altijd zo tekeer gaat tegen de hangjongeren voor zijn winkel, heeft geprobeerd van een flat af te springen, maar dat mislukte omdat hij hoogtevrees kreeg. En er zijn nog meer gevallen van mensen die ik niet ken. Maar het ergste is dat ik zelf ook niet lekker in mijn vel zit de laatste tijd, Aloysius.” Teutje kijkt bedroefd voor zich uit.
“Jij niet lekker in je vel, Teutje? Hoe kan dat nou? Je hebt alles wat een mens zich kan wensen. Een huis, een auto, een televisie en je hebt mij toch ook? Doe ik het dan niet goed?” Aloysius kijkt Teutje vragend aan.
“Het ligt niet aan jou. Ik weet helemaal niet waar het aan ligt. Het is gewoon zo. Ik weet ook niet of het een depressie is, want het kan ook met het weer te maken hebben. Maar ik ben de hele dag moe en lusteloos. Ik heb niet eens zin om te punniken. Ik maak me echt zorgen, Aloysius.”
Aloysius denkt even diep na. Zo diep heeft hij niet meer nagedacht sinds Teutje hem gevraagd had of hij niet met haar naar bed wilde toen ze al een jaar getrouwd waren. Opeens klaart zijn gezicht op. Het denken werpt vruchten af.
“Ik heb gelezen dat je een telefonische depressietest kunt doen, Teutje. Dan weet je daarna of je een echte depressie hebt, of niet. Zullen we dat doen? Dan kun je meteen onze nieuwe, draadloze telefoon uitproberen.” Even aarzelt Teutje, maar dan dringt het besef tot haar door dat ze in ieder geval duidelijkheid krijgt als ze die test doet.

“Hebt u vragen over een depressie? Toets 1. Hebt u vragen over zelfmoord? Toets 2. Hebt u een andere vraag? Toets 9.” Teutje kijkt even vol afgrijzen naar de telefoon.
“Aloysius! Wat moet ik nu doen? Bij de vaste telefoon was dat nooit. Waarom moet dat dan ook zo? Je weet dat ik telefoonangst heb. Dit gaat echt niet lukken, hoor.” Teutje raakt volledig in paniek, begint te huilen en gooit de telefoon op de bank. Aloysius probeert haar te helpen.
“Je moet natuurlijk een 1 intoetsen. Je wilt alleen weten of je depressief bent. Je wilt toch geen zelfmoord plegen?”
“Dat weet ik toch nog niet? Dat moet ik van die mensen horen,” zegt Teutje al snikkend.
Even weet Aloysius het ook niet meer, maar dan schiet hem iets te binnen.
“Weet je wat, Teutje? We doen die test wel op internet. Dan hoef je alleen maar op de toetsen van het toetsenbord te drukken en kun je alles op je gemakje lezen en doen.” Teutje snikt nog een beetje na, maar ziet wel in dat Aloysius de oplossing heeft gevonden en even later zit ze op een site waar je zo’n test kunt doen.

Teutje moet zeventien vragen beantwoorden, maar al bij de eerste zit ze in de problemen. Gelukkig heeft ze haar man als klankbord naast zich.
“Kijk nou, Aloysius. Ze vragen of ik me somber of neerslachtig voel en of ik huilbuien heb en dan moet ik ‘vaak’ of ‘zelden of nooit’ invullen. Maar ik ben niet vaak somber en heb niet vaak huilbuien, maar ook niet nooit. Ik ben nu somber en heb nu een huilbui gehad, maar dat staat er niet bij.”
“Dan moet je maar ‘zelden of nooit’ invullen, Teutje, want je bent het alleen nu en dat is toch zelden?” Teutje volgt opgelucht de raad van haar man op, maar bij vraag drie gaat het alweer mis.
“Hier staat: ‘ik slaap slecht’ en dan moet ik weer ‘vaak’ of ‘zelden of nooit ‘ invullen. Ik slaap nooit slecht, maar dat komt door de pillen. Wat nu?” Aloysius wordt een beetje ongeduldig.
“Dan vul je weer dat laatste in, muts. Ze vragen toch niet of je pillen slikt?” Teutje doet het, maar ze kijkt wel een beetje boos naar haar man, die haar zomaar ‘muts’ noemde. Bij de volgende vraag is het echter alweer raak.
“Ze vragen of ik net zo veel eet als vroeger en of ik ben aangekomen of afgevallen, Aloysius.”
“Wat is het probleem dan, Teutje?”
“Nou, je weet zelf ook wel dat ik de laatste tijd aardig ben afgevallen en dat ik minder eet, maar dat komt door Sonja Bakker en niet door een depressie. Wat moet ik nu weer invullen?” Teutje kijkt haar man bijna wanhopig aan, maar Aloysius is het gedoe beu.
“Zoek het nu verder zelf maar uit,” mompelt hij en verlaat de kamer.

Daar zit Teutje dan. Ze leest de vragen nog even door. Ze vindt het maar stomme vragen. Ze vragen haar of ze last heeft van een trage stoelgang. Wat heeft dat nu weer met een depressie te maken? Vraagt ze zich af. Gaat alles soms trager als je depressief bent? Maar als ze bruine bonen met hachee en rijst heeft gegeten, krijgt ze de volgende dag altijd de racekak. Dus wat moet je dan invullen?
Eigenlijk staan er maar een paar vragen bij die ze kan invullen, maar dat doet ze niet meer, want een van de laatste vragen is: ik denk dat de wereld beter af zou zijn als ik dood ben.
Daar werd Teutje nou echt kwaad om. Natuurlijk zou de wereld niet beter af zijn als ze dood was, maar slechter ook niet. Wat is dat nu voor een achterlijke vraag! Als ze zou denken dat de wereld beter af zou zijn als ze dood was, dan hoefde ze die test natuurlijk niet meer te doen. Als je dan nog niet weet dat je depressief bent, dan weet je het ook niet na zo’n test.

Ze zou het er nog eens met Aloysius over hebben. Misschien was het toch verstandiger om gewoon eens naar de dokter te gaan.