Hendrik en de vieze meester

Kent gij Hendrik niet, die altijd zoo beleefd zijnen hoed afneemt als hij voorbij gaat? Vele menschen noemen hem de brave Hendrik, omdat hij zoo gehoorzaam is en omdat hij zich zoo vriendelijk jegens ieder gedraagt. Hij doet nooit iemand kwaad. Er zijn wel kinderen, die hem niet liefhebben. Ja, maar dat zijn ook ondeugende kinderen. Alle brave kinderen zijn gaarne bij Hendrik. Kinderen, die met Hendrik omgaan, worden nog braver, want zij leeren van hem hoe zij handelen moeten.

Hendrik is altijd zoo vrolijk. Sommige lieden ergeren zich hier aan. Ze snappen het niet. Ze snappen niet dat Hendrik zo vergenoegd kan zijn terwijl hij toch zo’n kutleven heeft. Met lelijke kleren en goor eten. Maar daar komt Hendrik aan, wij zullen het hem zelven vragen.

Hendrik: Wel, dat is eene zonderlinge vraag. Zijt gij dan niet tevreden? Ik heb alles, wat ik noodig heb, en zou ik dan niet vrolijk en vergenoegd zijn?
Wesley: Gast, natuurlijk niet! Jij hebt toch alleen lelijke kleren en goor eten.
Hendrik: Ei! Zijt gij zulk een vriend van lekker eten en drinken? Ik lust het ook wel. Maar mijn vader zegt, dat het lekkerste eten en drinken dikwijls schadelijk is, en dat men matig moet zijn om gezond te wezen.
Moesha: Je vader zuigt gewoon dikke lullen.
Hendrik: Neen, dat doet mijn vader niet. Hij zegt het tot mijn best. Hij weet ook beter, wat mij nuttig is, dan ik het weet. Mijne moeder geeft mij dikwijls goede, rijpe vruchten.

Een kind, dat zoo braaf is als Hendrik, zal ook gaarne naar school gaan. Twijfel niet daaraan. Ieder braaf kind weet wel dat er in de school veel nuttigs te leeren is. Hendrik verzuimt zelden eenen schooltijd. Hij is altijd gaarne in de school en is daarin even zoo gehoorzaam als te huis bij zijne ouders. Hij doet nooit zijnen meester verdriet aan. Hij kent altijd zijne lessen. De meester behoeft nooit tegen hem te zeggen: Hendrik! let op! Als andere kinderen eens praten gedurende de les, dan verzoekt hij hun zulks niet te doen.

Meester: Hendrik, kun je even blijven zitten, ik wil je even apart spreken.
Hendrik: Meester! Dat is goed.
Meester: Zeg eens even Hendrik, hoe hangt ie? Nog een beetje, hoe noem je dat, gecopuleerd, de laatste tijd? Met al die lieve meisjes in je klas.
Hendrik: Mijn vader heeft het mij verboden, en dan doe ik het niet, al is hij er niet bij. Mijn vader zegt, dat God alles ziet.
Meester: Gij doet braaf, mijn lieve jongen! Zulke kinderen, heb ik zeer lief. Zeer lief.
Hendrik is er niet trotsch op, dat hij zoo braaf handelt. Hij denkt, dat ieder zoo moet doen, en hij is daarbij zoo tevreden over zich zelven, dat hij geene andere belooning verwacht. Hendrik neemt zijn hoed af als hij de meester pijpt.
Meester: Hendrik, weet je wat. Ik geef je mijn fototoestel. Het ligt nu nog bij de directeur, dus ga het maar ophalen. Vertel dat het jouw fototoestel is en de directeur zal het je, hoe zeg je dat, gaarne overhandigen. Vertel dat je het hebt verloren, dat het een ongeluk was.

Hendrik: Meneer, het was een ongeluk. Ik heb mijn fototoestel verloren.
Directeur: Weet je zeker, Hendrik, dat dit jouw fototoestel is?
Hendrik: Meneer, ik weet het zeker.
Directeur: Waar haal je de gore lef vandaan? Dacht je dat hier geen consequenties aan verbonden waren? Dacht je dat je overal mee weg komt omdat je er zo onschuldig uitziet?
Hendrik: Neen, meester! Omdat het een ongeluk is, dacht ik, dat gij er niets van zoudt zeggen.
Directeur: Een ongeluk? Zevenendertig keer heb je per ongeluk het knopje ingedrukt, net als er een naakt jongetje of meisje in de kleedkamer stond? Vierenveertig keer maakte je per ongeluk een foto van een klasgenoot op de wc? Hendrik, denk je dat ik dit geloof?
Hendrik: Maar zijt gij dan overtuigd, dat ik het uit moedwil gedaan heb?
Directeur: Nee, Hendrik, ik denk dat je gewoon heel erg ziek bent. Ik mocht je al niet vanaf het moment dat je jouw schijnheilige hoofd voor het eerst liet zien binnen mijn school. Ik vertrouwde je niet. Maar dat het zo erg gesteld was met jou had ik niet verwacht. Hendrik, we houden dit onder ons. Ik ga de naam van mijn school niet laten verneuken door zo’n psychopaat als jij. Maar wees niet bang, jouw straf komt nog wel!

Zie daar, brave jongen! Daar hebt gij het loon voor uw uitmuntend gedrag. Ga zoo voort, handel altijd zoo braaf, als gij tot heden gedaan hebt en gij zult steeds geacht en bemind worden, niet alleen bij ons, maar ook bij God, want deze heeft brave kinderen ook zeer lief.