Voor MethodMich



Vrees niet, MethodMich leeft nog, beste mensen. Althans, daar ga ik even gemakshalve vanuit. Ik volg de man niet op de voet en het zou zomaar kunnen dat-ie zich enorm verslikt heeft in de tussentijd. Wat ik wel weet is dat hij vorige week aankondigde te stoppen met het schrijven voor FOK!

MethodMich schreef over voetbal. Daar heb ik niets mee. Ik keek op de basisschool wel altijd enorm op tegen voetballers. Het waren toch de jongens die meisjes met het grootste gemak uit konden vragen.
Zelf had ik op jonge leeftijd een kop als een omgeploegd sportveld en een motoriek van een geestelijke gehandicapte op amfetamine. Ik moest dus vaak met lede ogen aanzien hoe de been- en voetkunstenaars maar met hun vingers hoefden te knippen om de meest sappige dames van school achterop de fiets te krijgen. Ik wist dat ze dan richting de bibliotheek gingen, want daar had je een klein steegje waar je ongestoord kon vingeren. Dat kreeg ik te horen van iemand die daar eens flink betrapt werd. Overigens was dat bij hoge uitzondering geen voetballer.

Want voetballers leken altijd geluk te hebben. Ze hadden 'het' al gedaan, behaalden als eersten het rijbewijs, verdienden als eersten geld met een bijbaantje of vochten hun handen open op een zaterdagavond. Kortom; mannelijkheid pur sang.
Het enige wat ik op dat gebied bereikt had, was stoeien met mijn beste vriend. En dat ontaardde bijna in geknuffel, dus helemaal zeker van mijn zaak was ik niet. De enige manier om erachter te komen of ik mannelijk danwel heteroseksueel zou zijn, was door op voetbal te gaan.

Ik durfde niet alleen, dus vroeg ik mijn lichamelijk veel zwakkere schoolvriend of hij mee wilde gaan naar de kennismakingstraining.
Onwennig stond ik in mijn lange trainingsbroek (want het was herfst en bitterkoud) te kijken hoe ervaren voetballertjes lieten zien wat er van je werd verwacht. Ik vond het wel grappig, dat rennen achter een bal, maar van enige techniek was ik me niet bewust. Kon me ook niet veel interesseren, als de meisjes die straks natuurlijk massaal naast de kant zouden staan me maar zagen zitten. Mijn vriend vond het allemaal maar niets en is later op schaken gegaan.

Ik bleef precies twee jaar in hetzelfde elftal zitten. Elke zaterdag moest ik op onchristelijke tijdstippen mijn bed uit om tegen een elftal vijf dorpen verder te spelen.

Één wedstrijd zou me nog lang heugen. Te lang had ik al op de reservebank gezeten. Iedereen was omgespeeld door een veel betere ploeg en de pleisters waren niet meer aan te slepen. De trainer kón niets anders dan mij het veld op te sturen. Met flinke tegenzin commandeerde hij me dat ik wel mijn best moest doen. De lul, ik had hem het liefste op zijn bek getimmerd, maar ik kon amper voetballen, laat staan knokken.

Vijf minuten voor het fluitsignaal. Ik huppelde het veld op en kreeg meteen de bal toegespeeld. Oei, dat had ik niet verwacht! Wat onhandig schopte ik de bal maar wat naar voren, dribbelde langs twee spelers en kreeg opeens een gigantische energiekick. Ik had én de bal nog steeds in bezit, én twee andere spelers gepasseerd. Wat nu? Ik rende maar wat in het rond met de bal aan mijn voeten. Het goal! Dáár moet-ie naar toe! Als een dolle hond stormde ik naar voren, de bal in de gaten houdend. Als-ie aan mijn voeten zou ontsnappen, kon ik beter de volgende wedstrijd thuis blijven!
Het doel kwam in zicht. Nog even en dan moest ik flink uithalen en trappen. Ogen dicht en hopen op gejuich. Het dreigde even verkeerd te gaan toen een grotere knul van de andere partij achter me aankwam. Ik hoorde gehijg in mijn nek. Durfde me niet om te draaien. De goal was nu een meter van me vandaan. Met mijn rechterbeen schopte ik zo hard als ik kon tegen de bal.
GOAL! In de linkerhoek!
Ik schreeuwde het uit, stak mijn tong uit naar de tegenpartij en wilde bovenop mijn kameraden springen, zoals échte voetballers dat deden.

Even later voelde ik de koude hand van onze trainer in mijn nek. Ik was vergeten dat we van helft waren gewisseld ...