FOK!toen: Carnaval door de eeuwen heen

De herkomst van het carnaval

 Uit de Telegraaf van 2 maart 1922
Uit de Telegraaf van 2 maart 1922

Wanneer carnaval is ontstaan is niet bekend maar het was zo rond de zeventiende eeuw dat feesten, waarbij de feestgangers zich vermomden met maskers, de spot dreven met de autoriteiten en veel aten en dronken, aangeduid als carnavalsfeesten. Carnaval wordt door velen als een katholiek feest gezien maar de oorsprong ligt in een tijdperk dat ver voor Christus teruggaat. Carnaval was een heidens feest waarbij men door middel van rituelen de winter wou verjagen, zodat de vruchtbaarheid van het land weer zou herrijzen. Door middel van het dragen van maskers werd de sociale ongelijkheid even opgeheven en kon er een korte periode de beest worden uitgehangen door de carnavalsvierders. Ook werd er dan door het volk een koning of koningin aangewezen die op deze dagen de baas mocht zijn over het volk. Dergelijke rituelen kwamen al voor in landen als Babylon en Mesopotamië en ook bij de Grieken (de Comastes ter ere van Comus, de god van feesten en uitspattingen) en de Romeinen (met heidense rituelen zoals de Saturnaliën en Bacchanalia) wist men wel hoe je een goed feest moest vieren.

Vanaf de middeleeuwen nam de katholieke kerk het gebeuren over en werd er gesproken van een vastenavondviering, waarbij men zich nog eenmaal vol mocht proppen met allerlei eten en drinken om vervolgens vanaf aswoensdag de rooms-katholieke vastentijd in te gaan als voorbereiding op Pasen. De kerk had eerst nog wel pogingen gedaan om de heidense restanten uit het carnaval tegen te gaan, maar de verboden en dreigementen hadden weinig tot geen effect op het gelovige volk. Paus Gregorius de Grote (590-604) liet het vasten ingaan op Aswoensdag en was degene die besloot dat het heidense carnaval voor die dag moest plaatsvinden.

Uit de Telegraaf van 3 maart 1922
Uit de Telegraaf van 3 maart 1922

Over de herkomst van de naam voor het feest bestaan meerdere meningen. Zo wordt er wel eens gezegd dat de benaming afkomstig zou zijn van de Latijnse uitdrukking Carne vale, dat in het Nederlands vertaald Vlees vaarwel betekend. In het kort kwam het er op neer dat er in de vastendagen geen vlees mocht worden geconsumeerd, maar ook de vleeslijke lusten moesten tijdens deze dagen even op non-actief worden gezet. Een andere herkomst van de naam carnaval zou afkomstig zijn van het zogenaamde narrenschip, waarop men het afscheid van de winter vierde, dat tijdens het feest door de straten werd getrokken. Zo'n scheepswagen ofwel Blauwe Schuit werd ook wel een carrus navalis genoemd.

Hoe men in de periode van de 14e tot en met de 16e eeuw het carnavalsfeest vierde wordt prachtig uitgebeeld op het schilderij De strijd tussen jonker carnaval en vrouw vasten van Pieter Brueghel de Oude uit 1559. Op het schilderij zien we de symbolische strijd tussen de feestvierende 'gewone' mensen en diegenen die vasten belangrijker vinden. Een strijd tussen ongelovigen en zeer gelovige mensen, die door middel van vasten van hun zonden verlost willen worden.

 Uit de Telegraaf van 24 februari 1922
Uit de Telegraaf van 24 februari 1922

Geestelijken op een strontkar
In vroegere tijden moest de katholieke kerk het vaak ontgelden tijdens de carnaval. Vanaf het jaar 1000 tot 1500 vonden in Frankrijk en de belendende landen de zogenaamde Ezelfeesten plaats. Bij het feest namen burgers de rollen van geestelijken over en werd er een kerkmis voorgedragen terwijl er een ezel op de altaar werd geplaatst. Waar normaliter 'amen' werd gezegd riep men nu 'ia, ia ia' en lieten de gemaskerde aanwezigen na elke preek een harde boer. In plaats van wierook werden er schoenzolen verbrand en at men bloedworst vanaf het altaar. In de Munsterabdij van Roermond bevindt zich een geschrift uit 1352 waarin al sprake is van een ezelbroederschap.

Ook werd er op 28 december het feest van de kinderlijke onnozelheid gevierd, ter herdenking van de kindermoord in Bethlehem. Op deze dag kregen kinderen een dag de macht in handen en moest de katholieke kerk het alweer ontgelden. Koorknapen plaatsten geestelijken op karren vol met mest en trokken deze vervolgens door de stad of dorp heen. De geestelijken maakten vervolgens gebruik van deze gelegenheid om vanaf de karren het volk te bekogelen met stront. Bij het Rijnlandse (Duitse) carnaval zien we bij de grote optochten nog steeds het gebruik dat er vanuit de praalwagens met strooigoed naar het volk langs de straten wordt gesmeten, al is de stront inmiddels wel vervangen door snoepgoed en allerlei leuke hebbedingetjes.