Psychologen ontwikkelden martelprogramma CIA

Twee psychologen die vroeger voor de Amerikaanse luchtmacht werkten waren nauw betrokken bij het opstellen van het martelprogramma van de CIA. De twee hadden echter geen ervaring met het ondervragen van verdachten of verstand van Al-Qaida. Wel waren ze ingevoerd in de brute methoden die regeringen zoals die van Vietnam en Noord-Korea hanteren bij ondervragingen. Dat staat in het rapport van de senaatscommissie voor inlichtingendiensten, waarn eerder deze week een deel van openbaar werd gemaakt.

Een groot deel van het omstreden programma van de CIA werd uiteindelijk uitbesteed aan de twee. Hun bedrijf streek voor hun geleverde diensten omgerekend ruim 65 miljoen euro op.

In 1989 vertelde de CIA het Congres dat 'onmenselijke fysieke of psychologische technieken contraproductief zijn, omdat ze geen inlichtingen opleveren maar juist leugens'. De twee psychologen, die in het rapport pseudoniemen krijgen, maar volgens bronnen James E. Mitchell en Bruce Jessen heten, deden er alles aan om de CIA van het tegendeel te overtuigen.

De Amerikaanse krijgsmacht hanteert bepaalde brute methoden om militairen te trainen marteling te weerstaan. Deze technieken werden door Mitchell en Jessen als uitgangspunt gebruikt om de verhoormethoden te ontwikkelen die de CIA uiteindelijk gebruikte. Vernedering, pijnlijke houdingen, opsluiting in kleine ruimte, slaaponthouding en waterboarding: het werd allemaal aanbevolen door Mitchell en Jessen.

"Namens de CIA ontwikkelden de psychologen theorieën over ondervragingen gebaseerd op 'aangeleerde hulpeloosheid'", staat in het rapport van de senaatscommissie. Aangeleerde hulpeloosheid is een term uit de psychologie, die verwijst naar mensen die in een passieve en depressieve toestand terechtkomen als ze ervaringen ondergaan waar ze zelf geen controle op konden uitoefenen.

Deze theorieën werden vervolgens in de praktijk toegepast op Abu Zubaydah en andere gevangenen. Zubaydah was het eerste kopstuk van Al-Qaida dat na de aanslagen van 11 september 2001 in handen viel van de Amerikanen.

Mitchell en Jessen deden niet alleen aanbevelingen, maar waren ook persoonlijk betrokken bij de ondervragingen. Daarnaast waren zij degenen die een oordeel velden over de psychologische toestand van de gedetineerden en of de ondervraging kon doorgaan.

Sommige medewerkers van de CIA maakten zich zorgen over deze belangenverstrengeling, aldus het rapport. Een van hen schreef in een e-mail dat de psychologen een persoonlijk belang hadden bij waterboarding. Een ander beschuldigde hen van 'arrogantie en narcisme'. De kritiek leidde er uiteindelijk toe dat de CIA in 2003 een nieuwe regel instelde, waardoor partijen van buitenaf geen definitief oordeel meer mochten vellen over de psychologische toestand van gevangenen.

Evenwel blijft de CIA erbij dat de bijdragen van het tweetal cruciaal waren. "We geloven dat hun expertise uniek was. We zouden nalatig zijn geweest als we, toen duidelijk werd dat de CIA zich op onbekend terrein ging begeven, geen contact met hen hadden gezocht", zei de CIA in een reactie op het rapport van de senaatscommissie.

Jessen was betrokken bij de ondervraging van Gul Rahman in Afghanistan. Rahman werd vastgehouden in de Salt Pit, een gevangenis in Afghanistan die meer weg had van een kerker. Zijn ondervraging bestond onder meer uit '48 uur slaaponthouding, auditieve overbelasting, totale duisternis, isolatie, een koude douche en ruwe behandeling'. Enkele dagen na de ondervraging, toen Jessen al vertrokken was, werd Rahman dood gevonden. De doodsoorzaak: onderkoeling.

Gevraagd naar een reactie zei Mitchell dat hij zijn samenwerking met de CIA niet kan bevestigen vanwege een geheimhoudingsovereenkomst. Maar hij trok de conclusie van de senaatscommissie, dat de martelmethoden niet tot unieke resultaten leidden, wel in twijfel. "Ik begrijp absoluut dat mensenrechtenorganisaties (...) zo boos zijn over het rapport van de Senaat", aldus Mitchell. "Ik zou ook boos zijn, als het waar zou zijn."

Mitchell deed voor zijn werk voor de CIA onderzoek naar aangeleerde hulpeloosheid. Hij opperde dat als je een dergelijke toestand kon opwekken, een gedetineerde sneller bereid zou zijn mee te werken. Martin Seligman, een psycholoog van de Universiteit van Pennsylvania, die stukken heeft geschreven over aangeleerde hulpeloosheid, heeft geen goed woord voor Mitchell over.

"Ik ben bedroefd en geschokt dat goede wetenschap, die zoveel mensen heeft geholpen om een depressie te boven te komen, is gebruikt voor zulke dubieuze doeleinden."

Joe Margulies, hoogleraar rechtsgeleerdheid van Cornell University, die probeerde de autoriteiten in Texas Mitchells licentie als psycholoog te laten intrekken, sluit zich hierbij aan. "Het is bijzonder verachtelijk om een vaardigheid die is bedoeld om mensen te helpen op deze manier te misbruiken."