frustratie-afreageer-moord en mandarijnen

KUIFKRULLEN:

De batterijen van mijn iPod waren leeg. Niet direct een reden om een willekeurige frustratie-afreageer-moord te plegen, zou je zeggen. Ware het niet dat ik de markt over moest, ik de Mediamarkt nog moest bezoeken, een boek wilde kopen en voor nog wat zaken de stad in moest.
Nu is Zwolle niet echt een wereldstad. Vergelijk het met Amsterdam op een drukke dag, of Utrecht en het stelt allemaal weinig voor. Aan de andere kant, vergelijk het met gaten als Heerde of Wezep en het is ineens wél weer een serieus te nemen stad. Hoe dan ook op deze zaterdag in het sinterklaasweekend is het vervelend druk in de Zwolse binnenstad.
Bij de eerste stap die ik buiten zette haatte ik de batterij van mijn iPod al. Het is zó slecht te trekken om zonder muziek de stad door te lopen. Echt, ik ben niet bepaald bang aangelegd. Maar ik word er bang van als ik door de stad loop en ik alles kan horen. Bang voor mijzelf. Want er is zoveel om je over op te winden bij een rondgang door de toch wel mooie straten van Zwolle dat die frustratie-afreageer-moord geregeld op de loer ligt. Een kleine honderd meter van mijn huis stonden drie politiemannen een man in bedwang te houden. De man schreeuwde, was dronken en probeerde zich los te rukken. Dat vind ik allemaal prima. De dronken man doet wat er van dronken mannen verwacht wordt – schreeuwen dat ze hem los moeten laten en als ze dat niet doen dan maar trekken - en de politie doet dat ook – op de man inpraten, streng doch rechtvaardig zijn, blabla – geen vuiltje aan de lucht. Waar ik me echter kapot aan ergerde waren de twintig oerdomme mensen die op een veilig afstandje naar het schouwspel stonden te kijken. Dat net iets te harde gefluister, dat irritante geroddel, dat vingerwijzen, gek maakt het me. Natuurlijk moet ik gewoon doorlopen op zo’n moment en alles negeren. Dat doe ik ook maar het kost me moeite, veel moeite.
Je mag van mij kijken zoveel je wilt naar mensen die gearresteerd worden. Ik zelf vind het ook leuk om te kijken naar situaties waarin de politie moet optreden. En dan vooral naar de pasanten. Sommige mensen beginnen spontaan te rennen als er een politiebusje ergens stopt. Ik vind het altijd leuk om dan te bedenken wat de hardloper op zijn kerfstok heeft. Maar dat gelul bij zo’n situatie. Ik wil echt niet horen wat mensen zeggen op zo’n moment. Het bevestigt altijd mijn rotsvaste vertrouwen in de domheid van mensen.
Eenmaal in de Mediamarkt wil ik richting de roltrappen om naar beneden te gaan. Ik wil een filmpje kopen voor vanavond en bij de Mediamarkt is er voor weinig geld nog wel eens een interessant filmpje op de kop te tikken. Het massale van die zaak, het onpersoonlijke en de oenigheid van de verkopers maakt het niet bepaald de fijnste winkel. Maar voor films slechts een paar euro aftikken of bijna twintig in wel fijne zaakjes… tja, die keus is redelijk rap gemaakt. Het geld groeit mij ook niet op de rug. Om bij de roltrappen te komen moet je langs de iPods. Die prachtige machientjes die ik vandaag toch al zeer slecht kan hebben. Bij de iPods en de nep-iPods staat zoals iedere zaterdag een hele groep Marokkaantjes. Die veel te luidruchtig zijn en overal met hun vette vingers aan zitten. En ze voeren gesprekken die aan elkaar hangen van je-weet-toch en check-dit-gek. Ze blokkeren enorm de doorgang, niet eens bewust. Wanneer ik aangeef er toch wel erg graag langs wil kijken ze me nogal geïrriteerd aan. Maar een stapje opzij doen, niks daarvan. Het zijn geen Marokkaantje zie ik nu maar blanke knaapjes met capuchons. Wat dondert mij het. Die staan evenzogoed in de weg. ‘Oprotten. Ik moet er langs.’
Ik heb niet zo veel problemen met het feit dat ze in de weg stonden. De Mediamarkt heeft nou eenmaal te krappe gangetjes. En ik ben ook niet gek, een groepje jochies gaat simpelweg niet direct aan de kant als er iemand aankomt van tien jaar ouder. Waar ik bloedlink van werd waren ‘je-weet-toch’ en ‘check dit’ en ‘gek.’ En alle zinnen daar tussenin. Het gaat nergens over. Ik vind dat als je écht niet weet hoe je een gesprek kan voeren moet je gewoon je bek houden.
Bij de DVD’s is het weer proppen geblazen bij de uitverkoopbakken. Ik probeer er tussen te komen maar als ik eenmaal een hand in één van de bakken wil steken wordt hij zo ongeveer afgebroken door een dik wijf die een goedkopen Brad Pitt heeft zien liggen. Ik geef het op. Als ik mij terugtrek om de winkel maar te verlaten, voordat ik echt chagrijnig word, geef ik het zeug nog gauw even een beuk tussen haar ribben. Ze lijkt het niet eens te merken. Koopjesjagers voelen schijnbaar geen pijn meer wanneer ze op een aanbieding zijn gestuit.
Ik ga weg, dan maar geen film vanavond. Via de markt wil ik naar de Slegte lopen om een boek te kopen. Op de markt koop ik een netje mandarijnen. De marktkoopman schreeuwt mij het verschuldigde bedrag in mijn oor. En schreeuwt daarna ook nog eens: ‘VOOR EEN NETJE MANDARIJNEN, DAT IS TOCH BEPAALD NIET DUUR!’ Met deze leus probeert hij ondertussen ook de tien andere klanten mandarijnen aan te smeren. Als ik het geld gegeven heb is hij me alweer vergeten, hoewel ik nog vlak voor hem sta. Met belachelijk luide stem prijst hij zijn fruit nog maar eens aan. Mijn haar wappert nog net niet van zijn volume. Achter me hoor ik mensen een beetje lachen. En zacht gefluister over wat een leuke man die marktkoopman toch is. Donder op met je leuke man. Hij is strontvervelend en asociaal. Ik wil normaal behandeld worden wanneer ik mijn mandarijnen koop en niet in mijn gezicht worden gebruld.
Ik was bang voor een moment waarop ik mijn frustratie af zou gaan afreageren. Maar ondertussen ben ik meer angstig voor een depressie. Wat een kutmiddag, wat een kutmensen.
Eenmaal bij de Slegte vind ik een paar boeken welke me wel aanstaan. Redelijk opgetogen loop ik er mee naar de kassa. Achter de kassa staat een bebrilde lelijkerd. Daar kan zij ook niets aan doen. Maar tijdens het afrekenen staat ze me de hele tijd zo achterdochtig aan te kijken. Ik zie haar denken: wat moet zo’n jongen met van die krullende haren en dat ongeschoren gezicht met bóéken? Ze bevestigd mijn gedachte door te vragen: ‘het is een cadeautje zeker?’ Ik bijt op mijn lip om haar niet achter die toonbank vandaan te sleuren. Ik bijt bijna op mijn kin. Het laatste wat ik er nog bij kon hebben vandaag is een vrouw die maar niet kan geloven dat ik van boeken hou. Ik wil in haar gezicht schreeuwen: Nee vuile teef, nee! Die boeken zijn voor mij. Ík lees graag boeken. Niet alleen belachelijke kuttekoppen als u houden van lezen. En als u me zo debiel blijft aankijken ruk ik u over de toonbank en sla uw tanden via uw reet naar buiten. Maar ik beheers me en zeg kalm: ‘nee.’
Ik loop zo snel als ik kan naar huis. Onderweg staan mensen te hard hun best te doen om te showen dat ze heel veel plezier hebben. Met buldergelach en al. Je mag best bulderlachen maar dan moet je daarna niet trots om je heen gaan zitten kijken wie moet glimlachen om jouw bespottelijke uiting van plezier. Meisjes fietsen in groepjes en gillen. Mannen tonen hun mannelijkheid door vanaf hun fiets tegen me te zeggen dat ik moet uitkijken. Ik denk: links van me is acht meter om te fietsen, rechts ook. Je kunt er toch gewoon langs, jij ontiegelijke flapdrol. Stuk stront. Eikel. Kom hier en ik breek je zadel van je fiets. Om je vervolgens weer op je fiets te zetten en je tot aan je trappers naar beneden te duwen. Ik zeg niets.

Thuis draai ik de deur achter me op slot. Ik ga een uur op bed liggen, in het donker. Een uur lang stel ik me heel theatraal aan. Ik besluit om nooit meer naar buiten te gaan. En vind dat de hele wereld tegen me is.
Ik verman me en verander mijn besluit. Ik ga nooit meer naar buiten zonder oordopjes.