Verval

Verval, Tim. Verval!

Ik was op het Marktplein uit de bus gestapt en liep in de richting van de Hoofdstraat. Ik passeerde het Raadhuis en kwam zo op het Raadhuisplein. Het was druk in de stad. Donderdag, bijna zes uur 's avonds: koopavond. Mij passeerde een jongeman van een jaar of dertig. Hij had geen jas aan en had de mouwen van zijn felle overhemd opgestroopt. De zon scheen. Het was zeer warm. Met zijn linkerhand hield hij een modebiel telefoontoestel tegen zijn oor gedrukt. Toen hij een halve meter van mij vandaan was, hoorde ik hem zeggen: "... en dan druk ik mijn duim in je poepertje." Terwijl ik doorliep, draaide ik mijn hoofd om en keek ik de vent stomverbaasd na.
Nadat ik mijn oude vertrouwde filiaal van Plato had bezocht, liep ik van het centrum van Apeldoorn naar het station. Het was niet druk in dit deel van de Hoofdstraat. Vlak vóór de muziekzaak Feedback heb je aan je linkerhand een uitrit tussen twee winkelpanden. In de steeg stond een klein wit autootje met de motor draaiende. Achter het stuur zat een jonge vrouw met lange blonde haren. Ze had het raampje naar beneden gedraaid en hing met haar hoofd naar buiten, terwijl ze het stuur vasthield. Naast de auto stond een jongeman, slechts gekleed in een sportbroekje. Hij stond gebogen. Het stel was verwikkeld in een heftige zoen, waarbij een tweetal tongen af en toe hun monden verliet. Toen ik de auto voorbij was en nog eens naar links keek, zag ik dat de jongeman met zijn rechterhand zijn orgaan uit zijn sportbroek had gehaald. Hij trok met ritmische bewegingen zijn voorhuid naar achteren en weer naar voren, zodat hij me een paar keer zijn roze eikel toonde. Vóór ik goed en wel besefte waar ik de stille getuige van was, was ik het steegje al voorbij. "Allemensen," ontschoot mij hardop, "die knul staat zich hier in het openbaar af te jenzen!"
Bij de bushalte wachtte een vrouw met een iets te wijd hempje. Toen ze voorover boog om haar tas van de grond te pakken, bood ze mij het uitzicht op twee enorme, maar aartslelijke hangtieten met tepelhoven waar je een moestuin in kon beginnen.
Soms ben ik getuige van zaken waar ik helemaal geen getuige van wil zijn. Het is waarlijk zéér slecht gesteld met deze wereld.

Kijk, Tim. Ook ik heb afgelopen zomer tijdens de hittegolf met weinig kleren aan rondgelopen. In mijn tuin stond ik 's avonds in mijn onderbroekje de planten te besproeien. En eenmaal ín huis trok ik ook dat laatste kledingstuk uit, hetgeen niet zelden leidde tot geile seks met mijn vrouw op de bank, waarbij we niet altijd fatsoenlijk vocabulaire bezigden. Ook ik ken mijn buien van lage lusten. Maar om deze nu publiek op de openbare weg tot uiting te laten komen, dát past niet binnen de weinige beschaving die mijn ouders hebben gemeend mij in mijn godverdomde kop te moeten rammen!
Soms moet ik in brieven aan jou of in mijn verhalen vertellen over intieme zaken, mijn seksuele escapades aangaande, en dan zit ik met het schaamrood op mijn kaken al die viezigheid in te tikken. En dan héb ik niet eens zoveel schunnigheid te delen; tenminste, als ik wel eens hóór wat er tegenwoordig allemaal op de treurbuis te aanschouwen is, dan heb ik altijd een braaf leven geleid. Het aantal vrouwen met wie ik ooit seks heb gehad, is te tellen op één hand en dan houd ik nog twee vingers op diezelfde hand over. Echter, als ik de vrouwen wil gaan tellen met wie ik ooit seks zou hebben gewíld, dan kom ik een paar duizend handen te kort.

Op zich is het vreemd. Onderzoek heeft uitgewezen dat een man viervijfde deel van de dag aan seks denkt. Als je dat statistisch zou doortrekken, zou dus ook viervijfde van alle gesproken en geschreven taal over seks moeten gaan. Dat is echter niet het geval. Wél is viervijfde van alle televisieprogramma's doorspekt met seks en dan ook nog eens van de ranzige soort. De soort die mij pukkeltjes op mijn oogleden bezorgt, nare rode plekken op mijn ellebogen en zeurende kriebeljeuk in mijn aarsgat. Maar daar gaat het nu even niet over.
Waar het over gaat is het fenomeen dat ik als mens tachtig procent van de dag denk aan seks, maar daar in het dagelijks leven geen tot weinig uiting aan geef. Niet dat ik tachtig procent van de dag zou moeten liggen copuleren (dóódmoe word je daar van!), maar dat het gespreksonderwerp in vier van de vijf gevallen de geslachtelijke omgang zou moeten zijn. 'Daar waar het hart van vol is, daar loopt de mond van over' is een flutspreekwoord.

In Arabische landen is een vrouw even veel waard als een kameel. Als je een vrouw wilt, kost je dat één kameel, en in sommige gevallen meerdere kamelen. Persoonlijk begrijp ik dat niet zo goed, want volgens mij zijn de voordelen van een kameel groter dan die van een vrouw.
Laten we eerst eens kijken naar de overeenkomsten tussen deze telganger en de vrouwelijke mens: twee bulten, en koken kunnen ze in de meeste gevallen niet.
En dan de voordelen van de kameel. Ze staat mooi hoog en slank op de poten. Ze luistert naar je; doet wat je zegt. Ze heeft een eenvoudig dieet. Als ze qua gewicht aankomt, gaat hem dat in die bulten zitten en niet in de poten, de kont of de blubberbuik. Ze kan lange tijd zonder eten en je hebt er écht wat aan in de woestijn.
Het grote nadeel van de kameel is dan weer dat ze van zich af spuugt en overal maar loopt te pissen en te schijten. Dat geeft maar een rommel in huis. Maar ja, als je in de woestijn zit, heb je toch geen behoefte aan knusjes warm binnen zitten.

Eigenlijk is het écht raar dat wij mensen ons tot elkaar aangetrokken voelen. Als je aan een vrouw vraagt, wat ze het liefste wil, dan zegt ze: "Een lekkere vent." Ieder weldenkend mens zou toch nooit een lekkere vent willen hebben? Ik kijk wel eens in de spiegel en dan zie ik een mens van de mannelijke soort en dan denk ik: "God, dat je dat lekker vindt." Mensen zijn vieze wezens, en mannen zijn daar de uitvergrote versie van. Moet je hem 's morgens vroeg zien bij het opstaan; daar word je niet vrolijk van. Hij riekt uit alle gaten waaruit hij maar stinken kan. Afgezakte wallen onder de ogen, gaperige bek, onvast op de poten en onderwijl de jeuk tussen zijn ballen wegkrabbend. Het is geen fraai gezicht als hij voor de toiletpot staat en zijn afvoerwater in en rond die bak sproeit. Of dat-ie erbovenop zit en hem tot de rand vult met zo'n dampende hoop uitwerpselen. En dan die bijgeluiden. Zoals een man zo trots kan aankondigen: "Ik moet pissen!", dat is toch echt het bewijs dat de mens een diersoort van de lagere orde is, hoor. Echt, ik begrijp vrouwen voor geen meter. Dat je naast zoiets wakker wilt worden! Een lekkere vent, hou toch op, laat me niet lachen. Misschien zegt het wel meer over vrouwen dan over mannen.

Met een kameel heb je dat gedoe niet. Dan kún je tenminste van je af stinken, jeuk tussen je ballen wegkrabben en luidkeels aankondigen: "Ik moet pissen!" De kameel zal er nooit iets van zeggen. En dat is nóg een reden om een kameel te verkiezen boven een vrouw: een kameel geeft geen mening. Bovendien: wie heeft er behoefte aan seks in de woestijn? Waar je zin in hebt, met die hitte. Als wij massaal overgaan tot de uitruil van vrouwen voor kamelen, dan bespaart ons dat een hoop verval van deze samenleving.
Want wie zou ooit zijn duim willen drukken in de poepert van een kameel? Wie zou ooit willen tongzoenen met een kameel en zich tegelijkertijd in het openbaar afrossen? Wie zou ooit de bulten van een kameel met tepelhoven als een beginnende moestuin uit een hempie willen zien vallen? Niemand! Geen enkele man.
En daarom stem ik Partij voor de Dieren.

Beste Tim, voordat ik verval in zeer uitgebreide verslaglegging van al mijn fijne gedachten aan mevrouw Thieme, die tachtig procent van de dag door mijn kop spoken, stop ik nu. Het gaat je trouwens allemaal niets aan ook. Bovendien moet ik pissen. Groet,


Januari 2007