Column: Tijd om te leven

Vanmiddag heb ik je gezien. Aan het water zat je. Je lag op je rug in het zand en had een klein grassprietje tussen je lippen. Je ogen waren half gesloten en er speelde een glimlach rond je mond. Je keek in de verte en zag lome wolken voorbij grazen in de lucht. Het was stil om je heen. Geen geluiden van spelende kinderen of voorbijrazende auto's. Enkel het kabbelen van het water. Soms deed het plons als een vis zijn staart roerde. Dan werd de glimlach groter.

Je zag een spin zijn levenspad vervullen. Zeer bekwaam en zonder enig besef van tijd of doel spande het draad na draad. Je verwonderde je over de doeltreffendheid van het kleine beestje. Hoe het precies wist wat te doen. Je keek naar je eigen leven en werd je ineens bewust van de grootheidswaanzin waaraan je leed. Ergens anders, in een andere wereld en in een andere tijd, bekeek iemand jou op precies dezelfde manier. Met een glimlach rond de mond verwonderd over de manier waarop jij je levenspad bewandelde.

Je hoofd lag in het zand en met een zucht blies je een adem uit. Dit is de bedoeling van het leven, dacht je. Deelnemen aan het rad van avontuur. Net als de spin was het je taak om bezig te zijn met een opdracht waarvan het doel niet duidelijk was. Je gedachten werden trager en even leek het alsof je wegzweefde. Beelden van mensen, dieren en goden passeerden je op je reis door het bewustzijn. Soms stond je even stil en wisselde je van gedachten. Nooit voor lang, nooit uit beleefdheid, louter uit nieuwsgierigheid voor de toevallige passant.

De wind speelde met de grassprieten en het geruis maakte je rustig. Je paste je aan aan het ritme en wiegde langzaam met je voeten mee. Ik kreeg moeite om je te onderscheiden. Als een kameleon die zich langzaam maar zeker laat opgaan in zijn omgeving werd je langzaam onderdeel van het natuurlijke tafereel. Je dacht aan dat wat je was en dat wat je zou worden. Het denken aan vroeger of verder deed je raar opkleuren bij het gras. Ineens was je weer heel erg aanwezig en moest ik mijn ogen sluiten omdat je me pijn deed. Je glimlach verdween en een rimpel verscheen. Je zag me niet zwaaien en hoorde me niet schreeuwen. 'Denk niet aan later, morgen is niet vandaag. gisteren is niet nu.' Je leek het te verstaan. Je richtte je aandacht weer op het water en zag een school kleine visjes je kant opkomen. Roerloos zat je te kijken en lachte om hun plotselinge bewegingen. Je zag jezelf en je vrienden in het leven en ondanks dat de school wel eens uitelkaar stoof wegens een plotseling dreigend gevaar kwamen ze altijd weer bij elkaar.

De zon verwarmde je ontblote lichaam en je doezelde weer in. Ineens voelde je je niet meer één met je lichaam . Alsof je door iemand anders zijn ogen heen keek. Maar er was niemand anders en dit was jouw lichaam. Even twijfelde je maar toen werd het duidelijk. Eindelijk begreep je, voelde je wat men bedoelde met reincarnatie en meerdere levens. Je zag je geestelijke zelf in zijn pure vorm en wist dat je dit lichaam nodig had om het leven vanuit deze ogen te kunnen bekijken en te beleven. Op dat moment werd je dankbaar voor de kans om dit te mogen. Een onbewust lichaam samengesmolten met een bewuste geest. Materie versmeden met spiritualiteit. Beide hadden elkaar nodig om het leven ten volle te kunnen leven. In de dood werden ze weer gescheiden, om allebei hun eigen weg te gaan. De één als brandstof voor nieuw leven en de ander als bewustzijn voor dat leven.

Je stond op, deed je schoenen aan, klopte je shirt af en liep weg met de glimlach nog steeds op je mond.

'Tijd om te leven.'