The game of life
Om meteen even alle vooroordelen in te koppen. Ja, ik ben wat nerd-erig aangelegd. Ik heb ergens in de wereldtop 100 van Command & Conquer rondgehangen en daar was ik best trots op. En ja, ik ben nog steeds crap in Counterstrike en daar baal ik nog steeds van. Kortom, ik heb ongelofelijk veel uren van mijn studietijd vergooid aan spellen spelen. Toen ik ging werken, en mijn computer vlak daarna ook nog eens formatteerde heb ik ze nooit meer teruggezet. Ik heb ze niet eens gemist. Maar nu ik van Pentium 500 naar Athlon 3000 ben gegaan kon ik me niet meer bedwingen. Het resultaat is dat ik weer regelmatig 'per ongeluk' tot en met vijf uur 's ochtends de wereld verover.
Wat is dat toch, die aantrekkingskracht van de virtuele wereld. Er is veel gesproken over virtuele contacten, en de anti-sociale werking die ervan uitgaat. Maar ik speel nu niet eens online. Ik ben onderdeel van een spel geworden en het is alsof mijn leven afhangt van de uitkomsten van de volgende beurt. Geheel opgeslorpt in een beeldscherm rook en drink ik achter elkaar door, totdat mijn ogen rood zijn en mijn blaas op knappen staat. Maar de wereld is nog niet van mij, en ik moet door, door, door!
's Ochtends word ik wakker met een schuldgevoel. Ik verspil kostbare tijd aan een spel dat door mensen is gemaakt. Wat valt er voor eer te behalen aan het overwinnen van een door mensen gecreëerde wereld? Was het niet beter geweest als ik kennis had opgedaan, mij had ingezet voor armen of ongeneeslijk zieken in de echte wereld? Ik had zoveel betere dingen kunnen doen dan dag in, dag uit mijn beeldscherm af te likken.
Ik herinner me nog dat ik blij was dat ik geen spellen meer speelde. Dat ik spijt had van al die vergooide uren waarin ik boeken barstensvol wetenswaardigheden had kunnen lezen, leiderschap had kunnen oefenen of met iets waardevols op de proppen had kunnen komen. Toch was de verleiding te sterk om de veilige virtuele wereld onder de duim te krijgen en de echte links te laten liggen. Het enige verschil met toen is dat ik er nu actief over nadenk, en dus zal het nu zover niet meer komen. Nu vind ik mijn eigen gedrag eigenlijk wel interessant. Vind ik het prachtig om te zien hoe spellen een verslaving kunnen worden.
Bijna dacht ik; 'spellen zijn de duivel van de sociale wereld'. Niet gesproken over onschuldig vermaak natuurlijk, maar je kunt je afvragen of je niet verplicht bezig bent om je met de echte wereld bezig te houden wanneer die schreeuwt om hulp. Maar achter het scherm schreeuwen mijn manschappen ook om hulp en hier ben ik in staat om ze te helpen. Samen veroveren wij de wereld en ben ik de onoverwinnelijke. En daar draait het in essentie toch om. Bij alle spellen die je speelt moet je winnen, en is het mogelijk om te winnen. Veilig, onder de toppen van je vingers beslis je over het leven van duizenden. Een namaakwereld die veroverbaar is, hoe heerlijk is het om voor God te spelen. Deze wereld kan heel echt worden als je genoeg fantasie gebruikt. Want dat is wel een vereiste. Je moet genoeg fantasie hebben om er in te stappen, net als bij een film of een goed boek. Het vervelende aan games is echter dat je veel langer in die wereld kan blijven hangen dan de gemiddelde afleiding.
Nu twijfel ik of ik niet alle zooi er weer vanaf moet gooien aangezien ik veel liever zou spelen dan dit schrijven. En dat is gevaarlijk. Het zal er dus binnenkort wel van komen. Maar daarvoor moet ik wel eerst Rome veroveren, want dat is wat me nu mateloos frustreert. Als ik dat duffe virtuele wereldje niet kan veroveren, hoe moet het dan met de echte wereld?