Column: Fietsen met God

Er zijn plaatsen in Nederland waar je liever geen fietspech krijgt. Een treurig verlaten grindpad tussen Wapserveen en Uffelte bijvoorbeeld. Een lekke band zal de gemiddelde pechvogel sowieso niet aan het dansen brengen, maar op dit soort plekken valt je lekke band nog altijd iets minder lekker.

In de zomer heb ik altijd het idee dat ik alles kan fietsen. Waar ik ook naartoe moet, ik spring gewoon op mijn stalen ros. Te ver? Dan sta ik gewoon een uur eerder op. Zeeuws-Vlaanderen was op een dag mijn bestemming. Mijn toekomstige vriendin -het staat in de steigers- hield zich daar schuil op een camping en ik was als beroepszeeuw eigenlijk wel verplicht om even mijn hoofd te laten zien.

Onderweg maakte ik een praatje met God. Of hij het erg vond dat ik niet in hem geloof, maar wel altijd tegen hem aan begin te kleppen als ik hulp nodig heb. En dat ik wel eens grapjes over hem maak. En of hij er misschien voor zou kunnen zorgen dat het niet ging regenen, aangezien ik in de wijde omtrek niets dan korenvelden zag. En dat schuilt nogal lastig. Op dat moment glipte mijn ketting van mijn fiets. Geen paniek. 'Zolang dat ding niet klem zit tussen mijn kettingkast, is er niets aan de hand,' zei ik tegen mijzelf terwijl ik de ketting tevergeefs aan het losrukken was. Met een weggegooid ijsstokje wist ik de ketting los te krikken en kon ik tot mijn dolle vreugde weer verder fietsen.

Met zwart besmeurde handen reed ik verder. Na een aantal kilometers merkte ik echter dat mijn achterwiel het ging begeven. Mijn binnenband stond op het punt om naar buiten te schieten. En dat juist als ik op weg ben naar mijn toekomstige vrouw op een afgelegen boerenweggetje. Ik moest en zou mijn bestemming halen voordat mijn achterwiel me voorgoed in de steek zou laten. Hoe ik terugkwam maakte me niets uit.Ik hobbelde nog een aantal kilometers vooruit, in de hoop dat ik het net zou halen, maar een vreemd piepend geluid boorde al die hoop de grond in. Met toegeknepen ogen keek ik vuil de hemel in. Ik had nog zo gevraagd om een goede dag.

Bellen. Ik moest de toekomstige moeder van mijn twee kinderen natuurlijk even inlichten. Ik vertelde haar dat ik huiswaarts moest gaan. Lopend. Onverrichterzake. Ze vroeg me hoe ver ik nog moest lopen. Ik loog dat het niet ver was. Ik begon mijn barre goddeloze tocht terug naar huis. Met een bijzonder beledigde blik op mijn gezicht liep ik mijn tegenliggers voorbij. Het viel me op dat deze stuk voor stuk bijzonder sadistische gezichtsuitdrukkingen vertoonden, al zittende op hun paarsgroene leasescooters. Ook kwamen er regelmatig mensen op de fiets voorbij, die me zo lang mogelijk nakeken om vervolgens 'goh, lekke band' te murmelen. Lekke band!? Lekke band!? Ik heb haast geen band meer over, aangezien mijn binnenband zich vakkundig om de as van mijn wiel heeft gewurmd en mijn buitenband er elk moment af kan duvelen! En dan rij jij daar breed glimlachend op je gehuurde citybike met zo'n stom teringhondje voorop! En zelfs de hond vertoonde een nooit eerder waargenomen glimlach op zijn snufferd. De grootste horror kwam echter toen een vader met zijn kroost voorbij kwam rijden en de kinderen tezamen een mooi liedje voor mij begonnen te zingen. Het ging ongeveer zo: Lekke band, lekke band, lekke band. Een rode waas gleed voor mijn ogen.

Op een moment dat er even niemand in de buurt was, vroeg ik God waar ik deze kwelling aan te danken had. Een lekke band in the middle of nowhere, terwijl het zo'n belangrijke dag was. Gunt hij me dan niets? Of heb ik zodanig gezondigd dat dit mijn welverdiende straf is? Ik begon te denken en herinnerde me pardoes mijn vorige column over sexlijnen, waarin ik sprak over masturberende gelovigen. 'Met de hand van God naar de heilige banaan' had ik geschreven. Een doodzonde. Ik had God beledigd en dit was zijn vergelding. Een belangrijke dag waarop alles fout ging. Alhoewel, alles? 'Die lul heeft het nog steeds niet laten regenen,' zei ik tegen mijzelf. En het begon zachtjes te druppelen...

Ik hief mijn zwart besmeurde middelvinger ten hemel en bedankte God voor deze wijze les.