Inkomen ouderen sterker gestegen

Het gemiddelde inkomen van 65-plussers is de afgelopen decennia sterker gestegen dan dat van jongeren. Ouderen komen nu gemakkelijker rond dan mensen tussen de 35 en 64 jaar. Dat blijkt uit promotieonderzoek waarop een medewerker van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP), Arjan Soede, begin december hoopt te promoveren.

Soede bracht de financiële behoeften van ouderen in kaart en vergeleek die met de inkomensveranderingen die deze groep meemaakt na hun pensionering. Daarbij werd duidelijk dat mensen boven de 65 jaar hun inkomen tussen 1990 en 2010 met 23 procent zagen stijgen, terwijl de stijging bij mensen tussen de 35 en 64 jaar zeventien procent bedroeg.

Deze stijging wordt veroorzaakt doordat ouderen tegenwoordig een hogere netto AOW-uitkering krijgen en vaker een aanvullend pensioen ontvangen. Het armoedepercentage van 2,6 procent is het laagste van alle leeftijdsgroepen, mede vanwege de hoogte van de AOW.

Gevolg van deze sterkere inkomensstijging is dat ouderen zeggen makkelijker rond te komen dan jongeren. In 2010 zei 63 procent van de ouderen dat ze (zeer) gemakkelijk rond konden komen, terwijl dit in de groep van 34 tot 65 jaar 58 procent was. Twintig jaar geleden was dit nog omgekeerd: toen gold het voor 41 procent van de ouderen en voor 49 procent van de jongeren.

Wanneer ouderen met pensioen gaan, daalt hun besteedbare inkomen weliswaar gemiddeld met zestien procent, maar de daling is 'relatief gering'. Gepensioneerden hoeven namelijk niet langer diverse premies te betalen, zoals de AOW- en pensioenpremie. Ook profiteren zij van ouderenkortingen in het belastingstelsel.

De daling van zestien procent 'spoort redelijk' met de dalende behoeften van ouderen, stelt Soede. Bovendien hebben veel ouderen het in de jaren voorafgaand aan het pensioen al gemakkelijker gekregen. Een belangrijke reden daarvoor is dat de kinderen het huis uit zijn.

Het SCP wijst er verder op dat een pensioen dat in het begin iets hoger is en na een aantal jaren wordt verlaagd beter aansluit bij de afnemende behoeften van ouderen. Pensioenfondsen hebben hiertoe mogelijkheden, maar zouden die meer onder de aandacht moeten brengen. Nu maken nog maar weinig gepensioneerden daar gebruik van, aldus Soede.

Ten slotte is het opvallend dat wanneer een man zijn partner verliest hij er financieel minder op achteruit gaat dan wanneer een vrouw haar partner verliest. Wanneer een man weduwnaar wordt verliest hij gemiddeld 18 procent aan inkomsten, een weduwe verliest 25 procent.

Dat komt omdat bij mannen alleen de AOW van hun vrouw wegvalt, maar zij hun aanvullend pensioen behouden. Vrouwen krijgen een lager aanvullend nabestaandenpensioen wanneer hun man overlijdt. Soede beveelt aan om ook weduwnaren een lager nabestaandenpensioen te geven. Dat geeft beide partners een gelijkwaardiger positie.